Beschuit met jam

Beschuit met jam

… maar zou u mij misschien even op mijn rug willen krabbelen?

(Twee motten, Dorus)

“Ik heb tijdens de vergadering zojuist met moeite mijn trouwring afgekregen, moet je mijn handen eens zien”. Ik laat mijn opgezwollen handen aan mijn collega zien die, zoals gewoonlijk als we samen op pad zijn, achter het stuur zit van de personeelsbus van de brandweer.
Hij kijkt verbaasd en constateert dat mijn handen meer op die van iemand met een ernstige ziekte lijken. Langzamerhand verspreid de jeuk zich naar andere plekken op mijn lichaam. Grote witte bulten, variërend van een kleine centimeter tot tien centimeter groot verschijnen op steeds verschillende plekken en ze jeuken! Jeuken!
Thuis gekomen probeer ik me in te houden om niet het meidenuitje van mijn vrouw te verpesten. Ze is druk bezig om haar tas voor drie dagen overleven in de Ardennen in te pakken. Halverwege komt ze erachter dat ze een nog grotere tas nodig heeft en wordt alles overgepakt in de rode megasporttas. Ik probeer zoveel mogelijk te assisteren maar besluit rond tien uur ‘s avonds om de geleende dakkoffer nog op onze auto te monteren. Zonder al te zielig te doen laat ik mijn handen zien. Daarna ook mijn rug met van die grote witte plekken. We bespreken het en komen samen tot de conclusie dat ik wel eens plotseling allergisch voor Diclofenac kan zijn geworden.
De Diclofenac slik ik al maanden om de pijn van een hernia te onderdrukken. Ik heb steeds minder vaak pijn maar moet het komende weekend vijftig kilometer wandelen. Vijfentwintig op zaterdag en vijfentwintig op zondag. Om te voorkomen dat ik de door vrienden georganiseerde sponsortocht voor de Parkinsonvereniging niet kan volbrengen heb ik alvast de dosis verhoogt. Net zoveel als in mei door de neuroloog was voorgeschreven. Van een overdosis is dus geen sprake.
Ik slaap slecht maar houdt me groot als ik weer uit bed kom en ga samen met mijn vrouw nog even naar de neuroloog.

Het wordt een vast ritueel. We gaan te laat weg, ik stap dus voor de hoofdingang van het ziekenhuis uit en meld me bij het loket aan de gele route nummer zes. Intussen parkeert mijn vrouw de auto. We worden er geroutineerd in om op die manier toch niet te laat te komen.

“Mijnheer Kwant” horen we een bekende stem achter onze rug roepen. Mijn neuroloog kijkt de wachtruimte in en steekt zijn hand uit. Ik begroet hem en neem plaats op de welbekende stoel in het nog steeds te kleine kamertje. Ook mijn vrouw neemt haar vaste plaats in. Op een of andere manier voelt het minder beklemmend als anderhalf jaar geleden. Alles schijnt te wennen. Ik kom vanmorgen niet specifiek voor de Parkinson maar vooral voor mijn hernia. We mogen de gemaakte scans zien en op het aanbod om ze uit te printen geven we aan daar geen belang bij te hebben. Ook bij het tweede en derde aanbod bedanken we. Blijkbaar hebben anderen dergelijke foto’s als trofee aan de muur hangen. Voor mij is het weer een lichaamsdeel wat niet naar behoren weet te functioneren en daar hoef ik geen aandenken aan. De allergie voor Diclofenac wordt onmiddellijk bevestigd na het bekijken van de geïrriteerde plekken op mijn lichaam. Het dilemma blijft hetzelfde blijkt in het gesprek. Het wordt niet erger maar gaat ook niet over. Wortelblokkade of operatie? Ik stel een besluit weer drie weken uit. Uiteraard moet de allergie voor het medicijn wel in het computersysteem van het gefuseerde ziekenhuis worden ingevoerd.
“Het is ook zo onlogisch, zo gebruiksonvriendelijk en er zitten nog zoveel foutjes in” horen we de neuroloog zachtjes mopperen als hij dit wil vastleggen in mijn digitale dossier. Met meer interesse in ICT dan een gemiddelde Nederlander wil ik me er wel even mee bemoeien. Ik leun voorover naar het scherm dat aan de andere zijde van de tafel staat. Het beeldscherm is gericht op de neuroloog en daardoor niet goed te zien voor mij. Mijn eigen dossier staat ervoor dus ik ben zo brutaal om een vinger onder de rand van het scherm te steken en deze iets naar mij toe te draaien.
“Misschien moet je even op dat plusje klikken” zeg ik. “Dat heb ik al gedaan en dat werkt niet” is het antwoord. Eigenwijs als ik ben vraag ik hem om het nog eens te proberen. Het blijkt toch te werken. “Ja, en nu dan? Het klopt niet want ik vind de stof niet waarvoor je allergisch bent”. Weer kijk ik even mee en vraag hem om in het dropdown menu de keuze ‘niet medicijn gerelateerde allergie’ te veranderen in ‘medicijn gerelateerde allergie’. Zowaar, er verschijnt een lijst met werkzame stoffen waaronder datgene wat ik nooit meer mag slikken. De keuze wordt gemaakt. Intussen kijken mijn vrouw en ik elkaar lachend aan. Na de juiste keus verschijnt in het beeld een nieuw blanco vakje. “Nee hè, wat moet ik nu dan weer” wordt er verbaasd gemompeld. Mijn vrouw die al enige tijd grijnzend meekijkt kan zich niet langer inhouden. Met veel te veel nadruk, iets te hard en duidelijk articulerend zegt ze maar één woord “TY-PEN”. Terwijl ik haar lachend aankijk hoor ik dat de toetsen geluid maken en dat de boodschap dus is overgekomen.
Toch vertrouwen we hem tot nu toe volledig ook al is het computerprogramma niet zijn hobby. Het scheelt ook dat hij altijd de tijd neemt om onze vragen te beantwoorden, ook als er in de wachtkamer nog patiënten op hun beurt wachten.

Mijn net uitgegeven boek is blijkbaar een gespreksonderwerp in het ziekenhuis en komt dus ook aan de orde. Ondanks dat de neuroloog aangeeft privé en zakelijk gescheiden te willen houden en wil voorkomen dat hij teveel betrokken raakt bij patiënten zegt hij het wel te willen lezen en er in de volgende afspraak op terug te komen. Uiteraard ben ik benieuwd wat hij van de passages vindt waarin hij zelf een rol speelt. Een ding is zeker, vandaag heeft hij zich onbewust een plaats verworven in een eventueel tweede deel.

Als we thuis zijn nemen we nog een kop koffie en zwaai ik mijn vrouw voor drie dagen uit.
Vanaf dat moment kan ik toegeven aan de allergische reactie en voel me gelijk ziek.
Bij het eten zijn we toch nog met z’n vieren omdat een vriendje van de dochters wil blijven eten.

Als ik op de bank ga liggen nadat de kinderen op bed zijn gebracht val ik als een blok in slaap. Daardoor mis ik de kans om te reageren op de appjes die mijn vrouw laat die avond stuurt. Ik ga als ik wakker wordt, stijf en met pijn in mijn nek door de ongelukkige houding naar bed met de laptop om te schrijven.

Ik heb zelfs jeuk in mijn oren. Ik lig in bed onder het witte dekbed met rozen.
Alleen en ziek.
En mijn handen, ik kan niet stoppen met krabben, schuren en wrijven. De palmen van mijn handen jeuken zo dat ik geen twee letters achter elkaar kan typen. Het voelt alsof mijn handen en onderarmen continu in een hele dicht bos brandnetels hangen. Eruit halen lukt niet. Degene die de uitspraak heeft gedaan “soms is jeuk erger dan pijn” heeft wel een punt al zijn hier ook vast weer uitzonderingen op.
Alleen zijn heeft nog een nadeel op dit moment. Om een of andere reden krijg ik ook jeuk op plaatsen waar ik niet bij kan. Mijn rug vooral. En er is niemand om te krabben en het zijn geen motten die het veroorzaken.

Ik zou ze trouwens net als Dorus ook niet chemisch bestrijden zoals ik vroeger wel vaak deed met niet gewenste diertjes op de kwekerij. Door de nonchalante en zorgeloze manier waarmee ik toen met gewasbeschermingsmiddelen ben omgegaan kan ik nou wel eens Parkinson hebben. Dat het met andere woorden gewoon chemische bestrijdingsmiddelen zijn was me toen ook al wel bekend maar dat klonk zo negatief. In die jaren heb ik de gewassen wel beschermd maar mijzelf chemisch bestreden.

Godfried Bomans had ook een theorie over jeuk. Op de vraag waarom die zo vaak op plaatsen zit waar je zelf niet kunt krabben stelde hij dat daarbij dezelfde wetmatigheid geld als die bij een vallend beschuitje met jam. Een beschuitje met jam valt altijd met de kant waar hij belegd is op de grond. Waarom dat dan weer zo was wist hij ook niet. Ik moet er aan denken maar meer dan een korte glimlach levert het niet op.

De donderdag en vrijdag werk ik thuis omdat er nog een projectje klaar moet voor volgende week. Ik haal op donderdag de nieuwe medicatie voor de hernia. Na de toelichting in de apotheek en nadat ik de bijsluiter heb gelezen vind ik het wel goed. Tramadol, twee weken niet autorijden en geen alcohol. Hoewel ik beide niet extreem veel doe, kan of wil ik geen van beide missen. Ik besluit daarom voor wat mijn hernia betreft voorlopig maar even medicinaal te vasten.

De Tocht om de Noord komende zaterdag doe ik wel op paracetamol. Parkinson houdt me niet tegen en mijn hernia dus ook niet.

Ik zal in mijn leven wel meer geluk hebben dan Bomans. Mijn beschuitjes vallen bijna altijd met de besmeerde kant naar boven op de grond. Af en toe valt er één verkeerd. Ook die pakken we op en draaien we om zodat er nog iets van te maken is. Gewoon even leegmaken en opnieuw besmeren.

Het kost wat meer tijd en duurt soms langer dan je wilt maar daarna kun je er toch weer van genieten.

Beschuit met jam
Schuiven naar boven