Going home
(Going home, Dire Straits)
Er kraakt voor de dertigste keer dit half uur een vrouwelijke stem in mijn oor. Dwars door de muziek van 140 beats per minute:
“Tijd: dertig minuten, afstand: vijf punt twee zes kilometers, gemiddelde snelheid: tien punt vijf een kilometer per uur, huidige snelheid: negen punt negen acht kilometer per uur, huidige hartslag: honderd negen en zestig slagen per minuut.”
Ik druk op de stop toets op mijn telefoon. De stem bevestigd dat ik rustig kan uitlopen:
“Activiteit gestopt. Activiteit voltooid.”
Gelukkig, ze vindt het genoeg. De computerstem vertelt me elke minuut hoe het er voor staat. Het is niet slecht deze keer. Vanaf het begin is er één doel. Going home. Qua bestemming is het zinloos, omdat ik daar al ben. Het gaat in dit geval vooral om de reis. Van thuis naar thuis, en het liefst zonder te stoppen.
Naar aanleiding van een artikel dat mijn vrouw ergens las, moedigde ze mij aan te gaan hardlopen. Mijn vriend stond er achter en wilde ook beginnen. De persoon in het artikel voelde zich er veel beter door. “Beweging is sowieso goed,” zei de neuroloog, “maar je wordt er niet beter van.” Even voor de duidelijkheid.
Zo lang mogelijk in beweging blijven. Dat is erg belangrijk, zo wordt ons verteld en dat lezen we overal weer. Na een aantal weken hardlopen vind ik het nog steeds niks aan. Mijn vriend stopt in verband met rugklachten. Toch krijg ik de drang om twee keer in de week te moeten lopen. De uitrusting breidt zich langzamerhand uit. Goede geel rode hardloop schoenen met neon groene veters. Later een bijna groen lichtgevend shirt. Een hartslag meter.
De drang om het elke keer iets beter te doen werkte bij mij. Een iets langere afstand of een iets hogere gemiddelde snelheid. Soms tot het randje. Het eten net binnen kunnen houden met een maag die alles in de keel begint te persen en toch die laatste paar honderd meter extra doorlopen.
Na drie maanden loop ik vijf punt vijf nul kilometers in dertig punt nul nul minuten. Het werkt verslavend blijkbaar. Ook bij mensen zonder Sivrol, de pil die ik dagelijks slik. De neuroloog heeft extra gewaarschuwd voor de mogelijke verslavingsdrang als bijwerking. Mogelijkheden als gok- en seksverslaving worden expliciet genoemd. Hardlopen niet. Maar als ik moest kiezen tussen seks met mijn vrouw en hardlopen dan weet ik het wel. Mijn uitrusting gaat dan gelijk op marktplaats. De hardloopuitrusting wel te verstaan.
Een doel heb ik mij nog niet gesteld. Maar als ik de tien punt nul nul kilometers in een uur kan doen, loop ik vast wel een georganiseerde hardlooptocht ergens mee. Misschien is het juist wel goed om een doel te stellen. Dat zal in de toekomst wel anders worden. Doelen zullen onder voorbehoud en realistisch moeten zijn. Met andere woorden, rekening houdend met het feit dat Parkinson een progressieve ziekte is. Logisch genoeg staan anderen daar niet bij stil.
Ik wel. Ik sta er mee op en ga er mee naar bed. Het bepaalt niet mijn leven, maar het speelt altijd een rol. Wat dat betreft is Parkinson als de dame van mijn hardloop app. Ze bepaalt niet de snelheid of afstand die ik loop, ze speelt wel een rol. Als ze me na een minuut vertelt dat mijn gemiddelde snelheid twaalf punt zes negen kilometer per uur is dan kan ik kiezen. Het tempo aan passen of na drie kilometers helemaal stuk gaan.
Zo ook met mijn ziekte. Als ik geen energie heb kan ik beter kalm aan doen of eigenwijs zijn en stuk gaan. Net als met hardlopen ben ik met alles bijna niet te stoppen dankzij de medicijnen. Mooi dat dat in elk geval goed werkt. Een zegening.
Zou een marathon nog haalbaar zijn? Of een halve? Misschien eerst als doel twee plaatselijke lopen van tien kilometer elk. Dat wordt al een hele uitdaging. Zeker als het lopen gaat als een van de laatste keren. Ik zat er door na drie
kilometer. “Kloten Parkinson”, riep ik hardop het bos in. Net alsof ik in het verleden beter liep, niet dus. Helemaal niet zelfs, maar het schreeuwen hielp wel. Ik kon de mij voorgenomen vijf kilometer in een normale tijd uitlopen. Boos worden helpt niet. Af en toe even afreageren wel.
Mijn doel? Eigenlijk weet ik het wel. Normaal kunnen blijven lopen zonder te vallen. Dat is mijn wedstrijd. Het gaat daarbij om de wedstrijd. Ik probeer in de wedstrijd zo veel mogelijk tijd te rekken want de einduitslag is al bekend.
Verloren.