Erbarme dich, mein Gott

Erbarme dich, mein Gott

Tranen druppen langs mijn wangen in het nog warme eten. Ik zit alleen aan een voor vier personen gedekte tafel. Diepe angst overvalt me. Angst waar ik geen kant mee op kan en waar ik niet over wil praten. Ik zet mijn drie muzieknummers op waar ik kracht en troost uit put als de shit mij overvalt en laat mijn tranen de vrije loop. De druppels vermengen zich op mijn bord met de saus, die me niet smaakt en voor de rijst bedoeld is. Alleen aan tafel is er niemand waar ik me groot voor hoef te houden. Om te voorkomen dat ik niet met dat klotenschema van de medicatie in de knoop kom, eet ik vast vooruit. Ik moet om 18:30 uur een pil. De rest van het gezin komt zo terug van het sporten. Ik eet om te leven en niet omdat het zo goed smaakt. Als het bord voor twee derde leeg is schuif ik de rest in de pedaalemmer. De kinderen moeten natuurlijk wel hun bord leeg eten. Het zou een slecht voorbeeld zijn als mijn bord niet leeg op tafel staat.

Ik pak nog vlug een toetje, maar krijg niks mee van de zoete karamelsmaak die de verpakking omschrijft. Daarvoor eet ik te snel en zijn mijn gedachten te veel met mijn zorgen bezig. Ik zie onze auto voor het huis langs rijden en zet vlug de muziek zachter. Niet snel genoeg. Mijn vrouw hoort aan de muziek en ziet aan mij dat het mis is. Ze omhelst me troostend en vraagt kort wat er is, maar weet het wel zonder dat ik woorden hoef te gebruiken. Niet met de kinderen er bij. Ze zijn laat en ze beginnen met het niet meer al te warme eten. Ik ga intussen stil bezig met het opruimen van de keuken en steek tussendoor de houtkachel aan. Zonder woorden. Die heb ik even niet.

De avond ervoor had ik per mail contact met een vrouw die bijzonder geraakt was door de verhalen en vooral het feit dat ik die deel. Haar man met Parkinson praat er niet over en ze kon op deze manier toch mee krijgen hoe hij het zou hebben kunnen ervaren. Zijn reactie is altijd geweest: “Het is nu eenmaal zo.” Ze had zijn gevoelens, emoties, angsten en alles wat hem bezig hield liever uit zijn eigen mond gehoord, helaas is dat niet het geval. Met mijn verhalen is ze dus erg blij. Haar reactie is één van complimenten, dankbaarheid en troost.

Omdat ik in eerste instantie niet weet wie zij is en op dergelijke reacties normaal gesproken reageer, stuur ik haar die avond nog een persoonlijk bericht. Met een dubbel gevoel. Haar man heeft Parkinson en ik weet alles wat mij in de toekomst kan overkomen, maar sommige dingen wil ik niet bij bepaald worden.

Ruim een half jaar geleden heb ik daar echt problemen mee gehad, wat na een bezoek aan de  neuroloog (Words  fail me) leidde tot één bezoek aan de neuropsycholoog (God of the moon and stars). Daarna verdween mijn onrust volledig. Beter omschreven, bijna volledig. De gedachte heeft een plekje gekregen, ergens op een heel donkere ruimte achter in mijn hoofd waar niemand het kan zien. Zelfs ik meestal niet. Zolang ik de deur maar dicht laat als daar door anderen wordt aangebeld. De avond dat ik de mail verstuur weet ik dat ik daarmee misschien toch iemand uitnodig om bij die deur aan te bellen. Die verontrustende gedachte blijkt terecht. Eigen schuld. De volgende dag heb ik een reactie. Voor een groot gedeelte een bericht waar ik iets mee kan. Het belangrijkste is onderstaand citaat waaruit blijkt dat ik niet alleen voor mezelf schrijf, maar ook anderen hiermee een dienst bewijs.

Want mijn wederhelft doet en deed of hij geen Parkinson heeft. Dat heeft hij vanaf het begin gedaan. Hij heeft mij altijd overal buiten gehouden, en vooral van zijn gevoelens. Ik heb dus geen idee hoe hij dat allemaal ervaren heeft, want als ik het hem vroeg en vertelde hoe het op mij overkwam zei hij: “Het is zoals het is” en dat was het dan.

Het is niet de eerste keer dat mensen laten blijken dat mijn openheid duidelijkheid geeft bij anderen. Het gaf en geeft mij een extra reden om te blijven schrijven.

De schrijfster heeft nog meer in haar mail staan. Ze drukt bij mij heel voorzichtig op de verborgen deurbel. Ik heb de indruk dat ze, toen ze haar woorden formuleerde voor de mail, rekening met mij wilde houden. Het verboden woord wordt niet genoemd, maar wel “ik kom jouw broer wel eens tegen in het tehuis, waar mijn man woont.”

Verder wordt er met geen woord over de situatie van haar man gesproken. Bewust neem ik aan. Dat waardeer ik bijzonder. Het was en is een onderwerp waar alleen mijn meest dierbaren over mogen beginnen en verder niemand, tenzij ik dat zelf doe.

Ik weet het, ik steek mijn hoofd als een struisvogel in het zand. Alhoewel, het is een fabeltje dat struisvogels hun kop in het zand steken. Waarschijnlijk is het verhaal ontstaan, omdat een broedende struisvogel de gewoonte heeft om bij gevaar zijn nek plat op de grond uit te strekken. Op die manier valt hij tussen het struikgewas niet op. Maar ook een struisvogel doet dat alleen als hij bang is voor iets dat hij weet of ziet. Niet zomaar voor niks dus.

Zo ook ik. Ik weet het wel, maar hoef het niet te zien. En misschien ziet het mij dan ook wel niet. Of het verstandig is, daar komen we vanzelf achter, het voelt de meeste tijd in elk geval goed. Eerlijk zijn tegen jezelf, zonder er bang van te worden. En mogelijke symptomen vergeten waar je bang van wordt, dat is prima.

Maar

Erbarme dich,

Mein Gott,

Um meiner Zähren willen

Laat me niet alles vergeten.

Erbarme dich, mein Gott
Schuiven naar boven