’n Kar wat geroes is

’n Kar wat geroes is

Ek kyk na die klok Die tyd gaan verby

Staan op in die oggend My spiere is styf

Jonk in my kop Oud in my lyf

Dis goed om te wees Waar ek nou is

Jy maak my nie mal nie Ek weet wie ek is

Ek is nie meer lus nie Om te mors met my tyd Jonk in my kop

Oud in my lyf

Ek staan op in die oggend My spiere is styf

Ek sien in die spieël Die tol van die tyd Daar’s baie gebreke Waaraan ek ly

Ek is ’n kar wat geroes is Maar ek kan nog ry

(Stef Bos, Jonk in my kop)

Het vat van tweehonderd liter is roestig. Maar voor een brandvat maakt die roest niet uit. In de zijkanten zitten gaten en sleuven. Door die openingen is in het donker een oranje tot witte gloed te zien. Regelmatig word er nieuw brandhout toegevoegd. Rond de middag is hij op onze gezamenlijke oprit aangestoken door de buurman.

Tradities ontstaan soms spontaan. Dit is al het vijfde jaar en kan dus zo genoemd worden. Langzamerhand word de groep mensen groter en komen er zelfgemaakte oliebollen en een drankje bij. Even later staan er stoelen, een tuinbank en twee sta tafels. Hoewel niet fit kan ik toch aardig meedoen. Soms is iedereen weg of naar binnen zonder uitleg. Geen verantwoording af te hoeven leggen of je verplicht voelen maakten deze oudejaarsdag en avond weer leuk.

Hoewel we geen extra waarde hechten aan de jaarwisseling omdat er weer een jaar voorbij is of iets dergelijks gaan mijn gedachten toch af en toe naar het afgelopen jaar. Zoals Stef Bos het in het Zuid-Afrikaans zingt:

Ek kyk na die klok – Die tyd gaan verby – Staan op in die oggend – My spiere is styf – Maar in my gedagtes – Is ik eindelik vry – Jonk in my kop – Oud in my lyf.

De tijd vliegt. Vaak is de leeftijd van iemand te bepalen aan de hand van hoe vaak dit wordt gezegd. Hoe ouder hoe vaker dit logischerwijs wordt gebruikt. Iets wat ik dus zoveel mogelijk probeer te voorkomen..

Maar om met Stef Bos te spreken. Staan op in die oggend – My spiere is styf.

Maar! Jonk in my kop!

Ook dat oud in my lyf vind ik nog wel meevallen al zal ik over een week of zeven mijn vijftigste verjaardag moeten vieren. Ontkomen is geen optie. Ik heb op mijn veertigste geboortedag een dochter gekregen. Mooiere cadeaus bestaan niet. Maar zij viert haar tiende verjaardag uiteraard wel. Het voorstel om een jaartje over te slaan wordt alleen door haar één jaar jongere zusje ondersteunt. Zij hoopt op die manier even oud als haar zus te worden. Dus iedereen komt gewoon en dan helpt het niks als ik zeg, ik vier het niet.

Of ik doe de truc van mijn ouders waar, vlak voor de verjaardag van mijn vader in februari wordt gezegd: “We vieren het nu niet maar doen het in de zomer met een barbecue.” Als het dan zover is kun je het gewoon vergeten.

In de loop van de nacht komen de collega’s van de brandweer even een handje schudden bij ons bescheiden brandje. Ze zijn op de terugweg van weer een zinloze alarmering. Mopperend dat er niks serieus gebeurt, komen ze bij de vuurton staan. Ook van dit vreugdevuurtje wordt verwacht  dat  het  mag  blijven  branden. Voor   dit   brandje stoppen ze uiteraard ook niet. Vorig jaar voelde het bezoek als een steun betuiging. En zo voelt het nu weer. Bedankt!

Op de avond van drie januari blussen we zelf nog even een brandje. De buurman heeft de as toch net te vroeg in de groene container gegooid. De collega’s laten we maar niet komen.

Zo begint het nieuwe jaar, met meer moed als het jaar daarvoor. Een aantal voornemens: minder drinken, stoppen met roken, afvallen. Alles wat leuk en lekker is, minderen of we er dus stoppen ermee. Nou ja, bijna alles. Goed en gezonder leven is het doel, ik ben ook niet in de positie om te mors met my tyd. Maar laten we wel wezen, wie wel?

Dus, om Stef Bos nog een keer te citeren:

Ek staan op in die oggend – My spiere is styf – Ek sien in die spieël – Die tol van die tyd – Daar’s baie gebreke – Waaraan ek ly –

Ek is ’n kar wat geroes is – Maar ek kan nog ry.

En zo is het maar net. ’s Morgens zijn mijn spieren stijf. En als ik dan uit bed ben en in de spiegel kijk zie ik dat de tand des tijds ook bij mij zijn sporen heeft nagelaten. Ik ken de gebreken die ik heb, maar al ben ik wat vroeg begonnen met roesten …

ek kan nog ry!

’n Kar wat geroes is
Schuiven naar boven