Een druppel op mijn gloeiende plaat
“Vlug, nog dertig seconden en dan gaan we live in de uitzending.”
Een jonge vrouw van rond de 25 jaar, redelijk klein van postuur en donkerblond haar pakt mijn hand. Ze trekt me mee naar buiten en duwt iedereen die in de weg loopt gedecideerd maar fatsoenlijk uit de weg. Een van de negen medewandelaars volgt me op de voet. Het wordt de afronding van onze PelgrimsTocht Om De Noord en het laatste persoptreden.
Het begon met een idee geboren uit onmacht en toch iets willen doen. Zoals het bij elk interview genoemd wordt, ‘een moreel steuntje in de rug’. Daarnaast een persoonlijke uitdaging voor alle negen personen die voor het goede doel lopen. Ook de mensen dicht om ons heen leven mee en steunen ons. Zowel met giften als praktisch door bijvoorbeeld op te passen. Om niet helemaal onvoorbereid te starten wordt er twee keer gezamenlijk getraind. Voor de meeste valt het mee, anderen moeten zich na het lopen de auto in hijsen. Niemand haakt af.
Hoewel het geld niet belangrijk is, wordt het de laatste dagen voor de tocht toch leuker omdat het bedrag groeit.
“De laatste mensen die 25 kilometer lopen moeten nu in de bus.” En dat terwijl we net koffie hebben. Gespannen gezichten vertrekken, want het is zover. Onmiddellijk komen we overeind en stappen als laatste in de bus vol verwachtingsvolle mensen. De chauffeur rijdt ons door voor mij bekend gebied. Het uitgestrekte vlakke land ten noorden van de stad Groningen met zijn kleine terpdorpjes. Door Ede Staal, de inmiddels overleden maar nog steeds bekende Groninger zanger, mooi bezongen met de tekst:
Doar liggen de baauwten en de boerderijen, doar bluit mien eerappellaand. Doar woar ’t vrouger kraben en knooien was, want alles ging nog mit d’haand. Doar roazen nou nijmoodse rudermesienen, op klaai, op zoavel en zaand. Doar baauwen de boeren al generoaties laang, op ’t Drentse en ’t Grunneger laand.
(Ede Staal – Doar bluit mien eerappellaand)
We kunnen niet meer terug. Of toch wel, lopend. Voor ons liggen twee dagen waarin we zullen afzien, maar ook kunnen genieten van ons Drentse en Grunneger laand.
De eerste wandeldag volgt een route van Wirdum naar Groningen. Niet de kortste uiteraard. Op veel plekken wordt gemusiceerd door goede en minder begaafde musici. Toch wordt elke onderbreking van het wandelen ervaren als een verlossing van het monotoon voortbewegen van de benen. De twee thuisblijvers worden per mobiele telefoon op de hoogte gehouden van onze belevenissen. De leuke dingen uiteraard. Zij moeten de volgende dag de fysieke lijdensweg zelf maar aan den lijve ondervinden.
In Wirdum staat de enige veertig kilometerloper ons op te wachten. Vijf kilometer later hebben wij er een vijfde deel opzitten, hij de helft. En toch moeten we nog even ver.
De route loopt dwars door kerken, molens, boerderijen en pittoreske straatjes van kleine dorpjes. Mooi om te zien, leuk om te wonen als je een van de zeven dwergen zou zijn. Ik voel enige druk omdat we ons voor een radio interview tussen tien en twaalf uur moeten melden bij de pleisterplaats op tien kilometer. Niet haalbaar voor ons. Dat geven we ook door, ‘we redden het niet’. We zijn tenslotte in de laatste bus vertrokken en lopen pas ruim na tien uur die ochtend met ons raisbewies uit Wirdum weg. Ik weet me in te houden om te gaan drammen. Daarbij houd ik rekening met wat de revalidatiearts heeft gezegd: “Je moet je er bewust van zijn dat het moeilijk starten en stoppen niet alleen fysiek is maar ook psychisch.” Er viel weer een kwartje duidelijk hoorbaar op zijn plek. Inderdaad, als ik eindelijk ergens aan begin of iets heb bedacht moet het ook af. Tot irritatie van mijn vrouw. Vanaf dat moment kan ik zeggen ‘Sorry, ik kan er niets aan doen, Parkinson hè…’.
Om de groep daarmee lastig te vallen gaat me net iets te ver, ik wil graag zo lang mogelijk normaal over komen. Of eigenlijk niet abnormaler dan anders.
Het mooie van wandelen is dat je nog eens tot gesprekken komt. Niet allemaal even zinnig, maar dan is het wel weer leuk. Een enkele keer ben ik blij om even niet te hoeven praten, de druk in mijn hoofd belemmert mij om goed geconcentreerd te blijven. Voor beide partijen vervelend, voor mij vooral omdat ik weet hoe het komt. Ruim na één uur komen we bij de pleisterplaats waar we achteraf waarschijnlijk koffie met appelgebak hadden kunnen krijgen. Tot in de laatste kilometers van de zaterdag blijft er hoop dat we de plek nog zullen bereiken, maar de tegoedbonnetjes blijven ongebruikt die dag.
Na kort overleg met de regisseuse blijken we alsnog live de zender op te kunnen. De techniek om onderwerpen over mijn toekomst te ontwijken in gesprekken komt me goed van pas. Daar wil ik het niet in detail over hebben en dat blijft ook tijdens het interview zo. Ik dis de interviewer mooi , zoals ik later hoorde van iemand van mijn leeftijd maar dan ruim dertig jaar jonger. Gelijk daarna word ik zelf gedist, als ik het goed begrijp.
Ik herstel in het interview de verslaggever van RTV Noord door hem er op te wijzen dat trillen van de armen niet de enige klacht is van Parkinsonpatiënten. Was dat maar geen leugen. Hij corrigeert daarna mij als ik zeg dat ik de pensioengerechtigde leeftijd van zeventig niet zal halen. “Wat betreft je werk bedoel je toch?” Als ik dat inderdaad lachend bevestig vult hij keurig aan: “Ik bedoel je gaat er niet dood aan hè?” Gelukkig klopt dat wel.
De laatste kilometers van de eerste dag lijken wel uitgerekt. Na het zinloze stempelen van het raisbewies bij de finish wordt er uitgebreid genoten van het soepenbuffet. Uit grote pannen wordt de gekozen soep met behulp van een maatbeker in een wit plastic wegwerpkommetje gegoten. De soep wordt gecomplementeerd met een in plastic voorverpakt bolletje ham of kaas. Dit is duidelijk geen ’thuis’ zoals na een training.
We nemen plaats aan de lange tafels met houten banken, tevreden met het behalen van het eerste deel van onze Pelgrimstocht. Alles zit goed, zelfs de harde houten banken. Tussen de duizenden danken we stil voor de eenvoudige maaltijd en vooral voor de gezonde aankomst. Het smaakt prima na zo’n lange tocht, maar doet de waardering voor de maaltijden bij de pleisterplaatsen na de trainingen alleen maar groeien.
Gezien het voortbewegen van enkele van ons lijkt het me verstandig de auto die een kilometer verderop geparkeerd staat maar op te halen. Uiteraard laat ik me brengen met de auto die dichterbij staat. Voor een enkeling lijkt het betreden van het eigen voertuig meer op het bestijgen van een paard. De kans om dit op film vast te leggen laat ik niet glippen.
Na een uurtje zijn we blij dat we weer thuis zijn, met de gedachten bij de volgende dag. Ik vind het niet gepast de video met iedereen te delen. Aan zijn geliefde echtgenote durf ik het wel te sturen. Een kwartier later heeft iedereen alsnog de video, alleen niet van mij.
De zondag begint in de auto op de heenweg met nummers uit opwekking. ‘Wie vrees ik nog? Ik weet wie voor mij uitgaat.’ Zachtjes wordt er meegezongen om moed voor de tocht te verzamelen. Ondertussen vragen we ons af welke vrienden de voorganger, die zaterdag 25 kilometer ruim voldoende vond en deze zondag weer voorgaat in een dienst, het podium op zullen helpen. Of toch, zoals gekscherend wordt geappt, op een bed door het dak zouden laten zakken. Hierbij denkend aan het verhaal uit de bijbel over de lamme die door zijn vrienden voor de voeten van Jezus werd gedeponeerd. Hiervoor moesten ze wel een gat in het dak maken en hem laten zakken. Goede vrienden. Later horen we dat onze medewandelaar zelf toch nog soepel het podium op is gekomen.
“Lukt het een beetje?” Mijn vrouw heeft het vanaf het begin zwaar. Last van de voeten en de rug. Ik maak me zorgen maar moet dat ook niet teveel laten blijken. Het irriteert haar. Zij dopt normaal altijd haar eigen boontjes, tot aan de laatste toe. Ook ik heb het moeilijk de eerste uren. Niet fysiek, maar tussen de oren wel. De druk en drukte in mijn hoofd zorgen ervoor dat ik geen zin heb om te praten. Mijn hoofd voelt als een gloeiende plaat. Blijkbaar doen de spanning en de voor mij ongewone loopafstand van de vorige dag mij geen goed. Ik heb niet het idee dat het echt opvalt.
En anders maar wel.
De zondag is voor wat betreft de route minder spectaculair dan de zaterdag. Natuurlijk is de natuur mooi. Alleen boeit het me niet echt. Belangrijker is dat de afstand groter is. Ruim 27 kilometer. Vaak hebben we de ‘Apenrots of d’Olle Grieze’ in zicht. Het smalle pad echter leidt niet rechtstreeks naar de Here … straat. Bovendien moeten we op de Vismarkt zijn.
De laatste kilometers weet ieder op zijn tandvlees, met de laatste reserves en een enkeling met wat RedBull te doorstaan. Extra moed krijg ik als mijn oudste zoon op een bankje zit langs de route. Hij loopt een kleine kilometer mee. Ik vind het zo bijzonder dat ik hem niet eens aan de groep voorstel. Even later gaat hij terug om de uitzending op televisie niet te missen.
Bij de finish worden we door een onverwacht grote groep familie en vrienden opgewacht. De jongste dochters met bloemen. Schoonouders met bloemen. Vrienden met bloemen. En door die bloemen voel ik verdriet, maar ook troost en bemoediging. Gelukkig is er ook een blikje bier. Waar je al niet aan kunt denken, precies goed. Bovendien krijgen we een pakje dat we in de hectiek vergeten uit te pakken. Als de geefster die avond nog even langs komt schiet het mijn vrouw weer te binnen. Er is ver van te voren over nagedacht. Bij het uitpakken verschijnt een platte kaars in hartvorm. De met zorg uitgekozen teksten ontroeren ons beide.
Friendship is the candle that lights up your heart whenever it is dark outside.
I can’t fix al your problems, but I’ll will be there for you.
Want ik ben de Heer, je God,
Ik neem je bij je rechterhand en zeg je: Wees niet bang, ik zal je helpen.
Jesaja 41:13
Vrienden die meelopen op de weg die we moeten gaan en vrienden die klaar staan om ons op te wachten. Mijn hart wordt verlicht door de mensen om mij heen. Daarna worden we opgeslokt door de media en van onze fans gescheiden.
Plotseling word ik aangesproken door een oudere dame met grijs krullend haar. “Hallo, ik ben provinciaal coördinator van de Parkinsonvereniging. Jij bent vast Jan Kwant. Ik zag aan de manieren van lopen dat je Parkinson hebt.”
It hits me like a bomb … Ik dacht dat niemand het aan me kon zien.
Direct introduceer ik haar bij degene die de sponsortocht bedacht heeft als de mevrouw van de Parkinsonvereniging. Eerst een radio interview. Weer dezelfde vragen, en ook de overhandiging van de symbolische cheque. Het bedrag is in een hotel op de route bij koffie en appeltaart bedacht. Sponsors, bedrijven en particulieren hebben tussen de 2500 en 3000 euro gestort. De exacte einduitslag is bij ons niet bekend. Ach het komt ook niet op die laatste euro’s aan. “Vlug, nog dertig seconden en dan gaan we live in de uitzending.”
Het zal de afronding van onze PelgrimsTocht Om De Noord en het laatste persoptreden zijn. Aan de hand van de regisseuse kom ik buiten. Samen met een vriend wordt ik voor de camera geplaatst.
We stellen ons snel voor. Vanuit mijn ervaring met de pers stel ik nog vlug de vraag wat zijn vragen zullen zijn. “Over de Tocht en hoe dat ging en zo”, is het antwoord. Oké, daar heb ik wat aan.
Vrienden voor ons filmend met telefoons. Mijn vrouw, jongste twee dochters, vriend en andere medewandelaars achter ons, net in beeld. ’s Avonds in bed bekent mijn jongste dochter dat haar grootste droom is uitgekomen. Op televisie komen.
Ook in dit vraaggesprek wordt er gevraagd naar het eindbedrag. Exact wordt het verzonnen bedrag zonder twijfel opgenoemd. Na het interview ben ik er klaar mee. Zat van twee dagen met Parkinson bezig zijn, bedoel ik dan. Verder ben ik overigens ook wel klaar met Parkinson, maar ja. Niet teveel bij stil staan, en dat lukt even twee dagen niet.
Life isn’t about waiting for the storm to pass… It’s about learning to dance in the rain.
Voor mij voelt de pelgrimstocht als een persoonlijke steun in de rug. Ik ben niet zielig, maar ik ben ook niet van steen. Het bedrag dat we bij elkaar hebben gesprokkeld is mooi. Maar het is wel een druppel op een gloeiende plaat. Voor mij is het één van de druppels op MIJN gloeiende plaat. Veel van zulke druppels maken regen. Ze helpen me dansen. En als dansen niet lukt in elk geval om te wandelen. Hoewel we twee dagen mooi, droog weer hadden was de beleving van de Tocht om de Noord dankzij de medewandelaars, familie, vrienden en sponsors
‘Like dancing in the rain’.