Ik hef mijn ogen op
Ik hef mijn ogen op naar de bergen
waar komt mijn hulp vandaan?
(Psalm 121, Opwekking 640)
De eerste dag van een nieuw of beter gezegd ander leven. Dat nieuwe leven komt nog. Vandaag is het zaterdag, gisteren was het de vrijdag van het definitieve bericht. De twee jongste kinderen, die bij ons wonen, zijn naar volleybal. Voor hen gaat het leven in elk geval door zoals het was. Ze weten het en praten er over, maar hebben er geen toekomstbeeld bij. Was ik ook maar kind.
We besluiten om allebei voorlopig twee weken vrij te nemen. Dat geeft tijd om samen een begin te maken met de acceptatie van een andere toekomst. De morgen is nog steeds onwerkelijk en vult zich regelmatig met tranen. Vragen proberen we van ons af te zetten. Dat lukt niet echt dus beginnen we van alles te bedenken. Hoe zal het met het werk gaan? Hoe moet het met de hypotheek? Kunnen we alles nog wel betalen? Niet in detail denken aan de toekomst. Bij elke Parkinsonpatiënt loopt het anders. Er is niks te zeggen over de snelheid van achteruitgang en welke symptomen daarbij horen. Laten we van het beste uitgaan.
Dat lukt het ene moment wel waarbij ik de opmerking weet te maken dat ‘het wel ergens goed voor zal zijn.’ “Hoe kun je dat nou zeggen?” vraagt mijn vrouw. Tja, dat weet ik ook niet. Niks gebeurt zonder reden. Alles zal toch meewerken ten goede volgens de Bijbel? Is dat het begin van de acceptatie?
Even later storten we samen in, een overvloed van tranen. “Wil je met me bidden?” weet ik er snikkend uit te brengen. Hoewel we niet van die ‘samenbidders’ zijn gaan we tegen over elkaar zitten met de handen ineen verstrengeld. Beiden weten we door onze tranen heen om kracht te bidden en om hulp te vragen. Voor ons zelf en voor elkaar. Genezing is een stap te ver. Dit geeft al troost en rust.
We overleggen wie we wanneer nog willen inlichten. Mijn brandweercollega’s, klanten van mijn vrouw en uiteraard de mensen die bij onze baptistengemeente horen. De gemeente op zondagmorgen? En gaan we zelf ook naar de dienst met onze oncontroleerbare emoties? We hebben nog tot zondag de tijd om hier over na te denken.
Het leven lijkt stil te staan, maar dendert in volle vaart door. ’s Middags vieren we Sinterklaas bij de brandweer. Ik heb mijn ‘cadeau’ gisteren al uitgepakt, het viel wat tegen.
Tijdens het feestje van die oude man wordt regelmatig de vraag gesteld ‘Hé, hoe gaat het?’ Uiteraard antwoorden we dat het prima gaat. Blijkbaar is ons verdriet onzichtbaar, want niemand lijkt te twijfelen. Het belangrijkste, de twee jongste kinderen hebben plezier en staan niet stil bij de voor ons hoge bergen.
Als we weer thuis zijn, overleggen we over de verdere verspreiding van het nieuws. Het voorlopig plan is zondag de gemeente en maandag de rest. Mijn vrouw stelt maandag iedereen per mail op de hoogte, ik ga om tien uur tijdens de koffiepauze in de kazerne bij mijn collega’s het bericht brengen.
We maken een afspraak met de voorganger van de gemeente. Daar kunnen we aan het begin van de avond terecht. Het roept bij hem en zijn vrouw ook vragen op. Komen ze met een mooi bericht of juist een slechte? Op het moment dat ze de deur open doen zien ze het al. Slecht bericht.
Weer het verhaal, uitleg over de ziekte en tranen, veel tranen. Psalm 121 is onze trouwtekst en ook die van hen. Beide zijn we op 3 juni getrouwd. Om mijn gevoel duidelijk te maken geef ik aan dat ik wel omhoog keek naar de bergen, maar ik had niet verwacht dat ze zo hoog zouden zijn.
We spreken af dat de voorganger het met toelichting zal aflezen aan het begin van de dienst. Wij bekijken het zondagmorgen wel of we zelf heen gaan. Wel willen we graag dat duidelijk wordt gemaakt dat we niet zitten te wachten op mensen die ons aanspreken. Daar zijn we nog niet aan toe. Misschien vind niet iedereen dat leuk, maar dat kan ons niks schelen. De meeste mensen zullen er wel begrip voor hebben.
En anders maar niet.