Tot ziens

Tot ziens

Vrijdagmorgen. 07:50 uur. Zo duidelijk mogelijk probeerde ik voor te lezen.

“Mijn therapeut was een vrouw van rond de veertig. Mijn lengte. Donkerbruin haar tot op de schouders. Aardig en geïnteresseerd. Ook niet te benauwd om te zeggen dat ik wel moest oefenen als ik daar niet aan toe was gekomen.”

De vrouw uit het verhaal zit tegenover mij te luisteren. Na enkele zinnen onderbreekt ze me vanuit haar professie om me er op te wijzen dat ik qua volume wegzak. Verder luistert ze zonder me nog een keer te onderbreken.

Het is voorlopig de laatste keer logopedie. Enkele dagen geleden heb ik voorgesteld om in plaats van de redelijk onnozele zinnen en gedateerde teksten een eigen verhaal voor te lezen. Daar had ze mee ingestemd. Deze keer heeft ze er zelf om gevraagd. Nu zonder de erbij horende muziek om de opname niet te verstoren. Die moet namelijk bewaard worden voor de toekomst. Niet omdat het van belang zou zijn voor het nageslacht. Maar om het in de toekomst te kunnen vergelijken. Dan kunnen we horen hoe erg ik achteruit ben gegaan. Zucht… Ja, heel veel beter dan vandaag zal het in de toekomst niet meer worden.

Het voorlezen van het verhaal gaat me technisch gezien goed af. Blijkbaar scheelt het dat ik de tekst redelijk goed ken. Daarbij gebruik ik uiteraard de adviezen die ik de laatste maanden heb gekregen. Al terugluisterend houd ik het scherm weer in de gaten. Ook dat ziet er voor mijn doen goed uit. Hier en daar een dipje bij mijn kwetsbare momenten in het verhaal Speechless. De muziek kende ze. Niet onlogisch voor een logopediste.

Na de evaluatie van mijn spreektechniek gaat het over op mijn schrijven. Voor mij zijn de bezoeken meer dan alleen logopedie. Het is therapeutisch omdat ze veel met Parkinsonpatiënten werkt. Niet alleen spreken en slikken komen in onze gesprekken aan de orde. Zoveel jonge klanten die vol in het leven staan had ze nu ook weer niet. “En zeker niet zoveel positieve, maar toch realistische”, zegt ze ergens tijdens een behandeling. Het compliment doet me goed.

Ze vraagt of ik al schud met mijn armen en ik geef toe dat ik mijn linkerarm niet onder controle heb als iets spannend of emotioneel word. Het is haar opgevallen tijdens het voorlezen, zegt ze. “Maar je rechter arm niet? Ik dacht dat net te zien.” zegt ze direct er achteraan. In eerste instantie verbaast me dat, tot ze uitlegt dat ze het zag tijdens het lezen vanaf de telefoon. “Ik vond het spannend, dus mijn linkerarm begon te trillen. Daarom hield ik de telefoon ook met mijn rechterhand vast. Die bewoog door het trillen van de linker”, leg ik uit.

Omdat de sessie alweer uitgelopen is ronden we het wat snel af. Maar het is waarschijnlijk ook geen definitief afscheid. Ik loop haar kamer uit en draai me om in de hal van het ziekenhuis. Realistisch noemde ze me toch? Daarom zeg ik laag, luid en zo duidelijk mogelijk:

“TOT ZIENS”

Tot ziens
Schuiven naar boven