Blog 2015

Schreeuwen naar de hemel

Schreeuwen naar de hemel

Mijn keel is droog van al het roepen Mijn benen slap van al het lopen
Ik ben nu al zo lang aan het zoeken Waarom zou ik nog op u hopen?

Laat me schreeuwen naar de hemel Mijn longen uit mijn lijf
Want waarom zou ik nog bidden? Als ik toch geen antwoord krijg

………
Is dit dan wat u wilt
En nu het er op aankomt Waarom bent u stil?

Laat me schreeuwen naar de hemel Mijn longen uit mijn lijf
……

Doorbreek de stilte
Wees het water in mijn droge land Doorbreek de kilte
In mijn hart mijn ziel en mijn verstand Ik heb u nodig
Kom alstublieft een stukje dichterbij Ik heb u nodig
Zonder u is alle kans op hoop voorbij
(Matthijn Buwalda – Schreeuwen naar de hemel)

Ik sta alleen. Harde wind. Af en toe een spetter regen in mijn vermoeide gezicht. Zachtjes huilend probeer ik te bellen. Ik ben gecrasht en heb mijn vrouw nodig. Ze is vijftig kilometer verderop, onderweg naar een klant. Ik moet bellen. Een paar minuten geleden heb ik haar al geappt.

Ik wil schreeuwen naar de hemel, mijn longen uit mijn lijf. Er zijn teveel collega’s in de buurt dus ik houd me in. Er zal toch wel over mij gepraat worden. En over een uur moet ik nog twee keer dezelfde instructie geven.

De tweede week van november 2015. Bijna een jaar na D- day, Diagnose-dag. Er zijn weer twee oefenweken voor ongeveer driehonderd brandweermannen en brandweervrouwen georganiseerd. Samen met mijn collega heb ik een scenario geschreven. We zijn ook de oefenleiders en instructeurs. Het is donderdagmorgen en we hebben er al bijna veertig werkuren opzitten. We moeten nog twee dagen van elf uren. Hetzelfde scenario en hetzelfde verhaal dat ik al in twee eerdere oefenweken in juni aan honderden brandweer mensen heb verteld. Het is gegroeid tot een goed verhaal waar we nogal wat complimenten voor krijgen.

Gemiddeld zijn er per dag vijf ploegen van zes personen. Eerst oefenen op het bevrijden van collega’s uit een gecrasht brandweervoertuig. Daarna een verhaal over de risico’s van het niet dragen van de gordel. Het kost wat moeite, maar er ligt een echte brandweerauto op zijn kant tijdens de oefening. Total loss na een echte aanrijding en nu oefenobject. Zwaailichten en sirene staan aan, elke keer als er een oefening begint en dat zes keer per dag.

Indrukwekkend voor al die collega’s die het scenario niet kennen.

Geroutineerd spelen we onze rollen voor ongeveer de zestigste keer. Tijdens de oefening schuiven een aantal collega’s uit een andere veiligheidsregio als toeschouwer aan. Ik stel me voor en nodig ze uit de nabespreking bij te wonen. Na de oefening nemen de brandweermensen plaats op de stoelen in onze geïmproviseerde evaluatieruimte. Aan de wanden foto’s en verhalen van ongelukken met brandweervoertuigen. Zodra iedereen koffie of wat anders te drinken heeft, steek ik van wal.

Ik voel meer spanning dan anders. Vreemd, nooit echt last van gehad. Zeker niet bij zulke kleine groepen. Instructie geven gaat me altijd makkelijk af. Helemaal als ik zo goed voorbereid ben als nu. Toch voel ik me onzeker worden en ik steek mijn linkerhand in mijn broekzak. Het lichte trillen zou alleen maar afleiden. Ik voel dat die vervelende druk in mijn hoofd erger wordt. Het verhaal komt stroef op gang. Ik raak af en toe de draad kwijt en heb steeds meer tijd nodig om te herstellen. De stiltes in het verhaal worden groter. Tot het moment dat ik niets meer weet te zeggen. Mijn zieke hoofd is leeg. Spanning in mijn hele lichaam en zo’n druk tegen de binnenkant van mijn schedel. De angst slaat mij om het hart. Niet nu! Niet in het openbaar!

Ik zie dat mijn collega naar me kijkt. Hij voelt blijkbaar al iets aankomen. Direct vraag ik hem om mij aan te vullen. Ik blijf nog even staan, terwijl hij het verhaal even oppakt. In mijn hoofd zit het fout en het voelt niet alsof dat direct weer zal verdwijnen. Mijn keel is droog. Mijn benen zijn slap. Het voelt als een nederlaag, maar ik vraag mijn collega om het over te nemen en stap voor de groep weg. Verbaasde en begripvolle gezichten. Zij die het niet weten zijn verbaasd, de anderen vol begrip en met medelijden. Ik moet tussen de vier mensen door die ik had uitgenodigd. Ik mompel iets van: “Sorry, wat problemen met de medicatie.”

Direct ga ik naar buiten en neem wat slokken water uit het meegenomen flesje. Ik ben gecrasht en heb de risico’s niet goed ingeschat. Het ging al zestig keer uit het hoofd. Voor noodgevallen een spiekbriefje met tien steekwoorden. Nog nooit heb ik dit mee gemaakt, voor een groep weglopen. En dus ben ik niet voorbereid, geen presentatie, geen uitgeschreven verhaal. Ik voel me ongelukkig. Alleen buiten en niemand die weet wat hij moet doen.

Ik hoor mijn collega een poging doen het verhaal over te nemen. Een van de eerste dingen die hij zegt is: “Ik neem het even over van Jan, maar ik ben er niet zo goed in als hij.” Hij wil me met alle liefde ontlasten maar ik hoor ook de ingehouden spanning. Met het laatste beetje moed dat ik nog ergens uit mijn linker kleine teentje weet te slepen, stap ik een minuut later weer naar binnen. Eigenlijk met de moed der wanhoop. “Bedankt collega, ik neem het weer over. Excuses voor de onderbreking.” Langzaam kom ik weer op gang. Het wordt geen vloeiend verhaal, maar de boodschap is duidelijk.

Als de deelnemers verder gaan naar de volgende oefening, hebben wij een uur vrij. Niemand durft er open over te praten. Ik maak opmerkingen als: “Dit heb ik nog nooit meegemaakt.” en “Deze flauwekul kan ik nog niet gebruiken.” Ik stel voor vast naar de kantine te gaan. Over drie kwartier is de lunch. Er is maar een ding waar ik me druk om maak. Ik moet bellen. Een paar minuten geleden had ik haar al geappt.

12-11 11:22 Kut, problemen gehad. Bel je zo

Ik wil mijn verdriet delen en vooral horen dat ik het nog kan. Ze reageert enkele minuten later.

12-11 11:24 ????
12-11 11:25 Nu ?

Buiten, alleen, bel ik haar op. Mijn vrouw neemt de telefoon op. Geschrokken.

Terwijl de tranen me over de wangen lopen, vertel ik moeizaam wat me is overkomen. Zoals altijd weet ze me te troosten en zaken te relativeren. Iets wat ik normaal zelf ook goed kan maar nu ff niet. De confrontatie met mijnheer Parkinson is te heftig geweest. “Het is niet alleen Parkinson”, zegt ze. Teveel werken de laatste weken en daardoor te weinig slaap zijn mede oorzaak. Ze heeft gelijk. We ronden het gesprek af omdat ze bij een klant voor de deur staat. Zelf zit ze even later met tranen in de ogen bij gelukkig een begripvolle gastouder. Ik ben ziek, maar het verdriet heeft zich verspreid.

Buiten spreken de externe bezoekers me nog even aan. “Goed verhaal!” wordt er opgemerkt. Ik maak mijn excuses voor de onderbreking. Het gesprek is wat ongemakkelijk omdat niemand over Parkinson wil beginnen. Ik ook niet. Ze zijn duidelijk wel bijgepraat. Toch krijgen we de complimenten. “Wat helpt zo’n pilletje snel zeg”, zegt een van hen. Ik reageer niet omdat ik de opmerking niet direct begrijp. Later besef ik dat ze dachten dat ik met de slok water medicijnen heb ingenomen.

Ik moet na het eten nog twee keer mijn verhaal doen. Met een gigantische deuk in mijn zelfvertrouwen. Er is helaas maar een manier om die uit te deuken. Opnieuw proberen. Tijdens de lunch heb ik weinig zin in eten. Ik ben snel klaar en app nog even met mijn vrouw. Voor de zekerheid vraag ik een collega onze sessie bij te wonen, zodat hij zich de oefening en het verhaal eigen kan maken. Voor het geval dat. Hij stemt begripvol in.

Direct na de lunch starten de oefeningen weer. Hoewel ik vaak met Matthijn Buwalda ‘Waarom zou ik nog bidden?’ heb meegezongen, neem ik toch even de tijd voor een schietgebedje. Terwijl we alweer begonnen zijn, vraag ik met gevouwen handen om moed en kracht voor de komende uren. Hoewel gespannen, kom ik de laatste twee sessies redelijk door.

Langzaam begint door te dringen dat ik niet meer zestig uur per week kan werken. Ook niet af en toe. Parkinson neemt geen pauze. Misschien moet er toch iets aan de medicatie gedaan worden. Maar ja, dat wil ik zo lang mogelijk uit stellen. Er wordt door verschillende personen gezegd dat ik kalmer aan moet doen. Ze hebben gelijk, maar toegeven is aanvaarden dat het erger wordt. Al weet ik het, ik wil het niet.

Toch vraag ik de volgende morgen de collega om zaterdag onze oefening over te nemen. Het valt me niet mee maar ik geef aan dat ik het niet trek, dat ik zulke werkweken niet meer aan kan. Het wordt zonder problemen en met alle begrip geregeld. Er valt een last van mijn schouders. Het gevoel van verloren hebben, komt er voor terug. .

De neuroloog was duidelijk geweest. Een progressieve ziekte. Hij had gelijk.

Is dit dan wat u wilt?
En nu het er op aankomt Waarom bent u stil?

Doorbreek de stilte
Wees het water in mijn droge land Doorbreek de kilte
In mijn hart mijn ziel en mijn verstand Ik heb u nodig
Kom alstublieft een stukje dichterbij Ik heb u nodig
Zonder u is alle kans op hoop voorbij

Schuiven naar boven