Qui habet aures
Plotseling slaat mijn hart over.
Niet nu!
Ik loop in het donker over straat zonder dat iemand het weet. Ik hoor nog niks omdat ik oortjes in heb en luister naar ‘Laat me schreeuwen naar de hemel, de longen uit mijn lijf’.
Maar rechts van mij zie ik naast mijn eigen schaduw een andere schaduw snel van achter dichterbij komen. Bijna begin ik de longen echt uit mijn lijf te schreeuwen. Een dikke winterjas aan en een capuchon op die tot voor mijn gezicht uitsteekt moeten me beschermen tegen de kou. Mijn zicht is daardoor helaas net zo beperkt als bij een paard met oogkleppen. Mijn adem stokt en in een splitsecond draai ik me om. Ik wil mijn belager recht in de ogen kijken als hij iets wil.
Tien minuten eerder ben ik van huis gegaan. Het is nog vroeg. Deze woensdag in elk geval. De dag is nog maar een half uurtje bezig. Om te voorkomen dat ik met mijn gedraai, gezucht en het stellen van intelligente vragen als ‘ben je nog wakker?’ mijn vrouw weer een korte nachtrust bezorgd heb ik gezegd dat ik nog even beneden blijf.
Ik moet ook inderdaad de presentatie voor over een paar weken nog afmaken. Het Parkinson Café heeft me gevraagd te spreken over het boek ‘Maar als het donker wordt’. Om contact te hebben met lotgenoten die al veel verder in het ziektestadium zijn is iets wat ik niet op zoek. Het beangstigd me zelfs. In de toekomst kijken maakt me soms bang.
Dus ik heb ja gezegd.
Logica van de bovenste plank.
Ik zit wel even achter de laptop maar kom niet verder dan te bekijken wat ik al heb. Ik stuur nog een appje naar mijn vrouw die net op bed ligt. Dan besef ik me dat ik haar zelfs nu wakker houd. Ik stop er gelijk mee, ze heeft haar rust nodig maar even later lopen de tranen me over de wangen. Ik ben zo onrustig in mijn hoofd en voel me alleen. Verdriet neemt de overhand en veroorzaakt een waterval. Er is te veel losgemaakt in de afgelopen dagen. Soms lopen dingen niet zoals je wilt of als je had gewild. Herinneringen bezorgen je soms spijt en laten de machteloosheid van toen herleven. Ook al is het half één ‘s nachts, het weerhoudt me er niet van om mijn wandelschoenen aan te trekken en mijn oortelefoons en jas er ook maar vast bij te zoeken.
Ik draai me in een soepele beweging half om zodat ik mijn achtervolger in elk geval kan zien.
Er is te weinig tijd om bang te zijn maar voldoende tijd om mijn ademhaling te laten jagen en mijn hart te laten twijfelen tussen op hol slaan of af en toe niks te doen.
En dan zie ik… niemand. Ik kijk nog eens goed. Een paar seconden geleden leek het alsof die persoon echt bijna al op mijn nek zat.
Verbaasd besluit ik verder te lopen en dan zie ik wat er gebeurt. Langs het fietspad dat parallel aan de weg loopt staat om de vijftig meter een lantaarnpaal. Zodra ik een lantaarnpaal nader komt er een schaduw achter mij bij. Afhankelijk van de afstand gaan ze langzamer of sneller.
Ter hoogte van de lantaarnpaal staat mijn schaduw er recht tegenover en zodra ik doorloop wordt ik er door ingehaald. Daarna vervaagt de schaduw en verdwijnt in het niks. Zonder dat ik het zie ontstaat er achter mij weer een nieuw evenbeeld in het zwart, eerst vaag om daarna steeds duidelijker te worden en ook mij in te halen. De snelheid waarmee dit gebeurt hangt af van mijn eigen tempo.
Geschrokken maar ook opgelucht loop ik verder. Het tempo blijft hoog alsof er alsnog echt iemand uit de bosjes kan komen springen. Vaker dan anders kijk ik achterom en onder het lopen verwijder ik één oortelefoontje om het omgevingsgeluid weer wat te horen. Het geeft een iets rustiger gevoel.
Terwijl ik naar de mist over de landerijen kijk begint het nummer van Stef Bos en Matthijn Buwalda ‘Lichtjes in de mist’.
“De mist van het mysterie is het mooiste in het dal, de kern is onbereikbaar en toch is ze overal. Onbereikbaar… dichtbij… mij.
In het donker zie ik de flat waar mijn vrouw nog een poosje gewoond heeft. Herinneringen aan de tijd dat ik haar leerde kennen komen boven terwijl Stef Bos zachtjes in mijn ene oor zingt en ik zachtjes meezing.
Ik heb je lief
Ik heb je liever
Liever dan mijn leven
Dan om het even wat
Ik heb je lief
Ik heb je liever
Liever liefste
Elke dag
Wat ik ook wil zeggen
Jij krijgt mijn woorden klein
Was ik maar een dichter
Dan kon ik dichter bij jou zijn
Was ik maar het bloed
Dat door jouw lichaam stroomt
Dan sliep ik in jouw hart
En woonde in jouw hoofd
Langzaam zakt er weer een traan naar beneden als ik ver bij haar vandaan steeds harder begin te zingen ‘Was ik maar een dichter, dan kon ik dichter bij je zijn’.
Ik besluit de route wat uit te breiden om nog een plekje uit ons gezamenlijk geheugen te bezoeken. Het oude hek is intussen vervangen door een glanzend nieuw driedelig hek. Het lijkt niet meer op toen. Zoals zoveel. Behalve onze gevoelens voor elkaar, dat lijkt gelukkig nog steeds op die tijd.
Als ik verder loop zie ik plotseling dat de maan door de kale bomen schijnt en dat dit een prachtig gezicht is. Met de camera van de telefoon maak ik een aantal opnames van de volle maan door de takken. Ze worden lang niet zo mooi als de werkelijkheid maar zijn goed genoeg om de herinnering levend te houden.
Nog een kwartiertje en dan ben ik thuis als ik zo doorloop. Het wandelen en de schoonheid van de maan hebben me rust in het hoofd gegeven. De laatste kilometers gebruik ik om zachtjes te bidden voor iedereen om mij heen maar met hartstocht voor mijn vrouw en alle vijf de kinderen. Vlak bij huis kijk ik bij mijn schoonouders door het raam naar binnen. Het licht brandt en mijn schoonvader zit om half twee ‘s nachts de krant te lezen. Net terug van het werk waarschijnlijk. Ik loop snel voorbij. Ze gaan zich alleen maar meer zorgen maken als ze weten dat ik ‘s nachts langs de straat zwalk
Na een uurtje lopen ben ik met een redelijk leeg hoofd thuis. In plaats van naar bed te gaan om half twee ‘s nacht start ik de laptop op en ga gelijk schrijven.
na vijftien minuten type ik zoveel fout dat ik me besef dat ik af en toe bijna in slaap val. Ik begin wat steekwoorden te typen zodat ik de gedachte van deze nacht kan vasthouden.
Zittend wordt ik 5 minuten later wakker, ik ben in slaap gevallen. Met enige moeite type ik de laatste woorden en ga dan twee trappen op naar boven.
Mijn vrouw merkt niks van mijn komst in ons bed.
De volgende morgen laat ik haar het concept lezen van dit verhaal. Ze zegt een paar minuten niks maar kijkt me verbaasd aan zonder te weten wat ze moet zeggen.
Uiteindelijk zegt ze: “Dus vanaf nu weet ik niet meer of je thuis bent als je ‘s avonds blijft zitten?”
Ik ontken niet dat het nog vaker zal gebeuren. Het was, afgezien van het begin, niet vervelend. Eerlijk gezegd was het best fijn.
De volgende morgen lees ik de gedachte die ik tijdens het in slaap vallen achter de laptop nog genoteerd had.
Soms word je achtervolgd door je eigen schaduw die je kan herinneren aan vroeger.
Die morgen zag ik inderdaad meer overeenkomsten of met andere woorden, een gelijkenis.
Iedereen heeft wel zaken uit het verleden die je achteraf zo graag anders had gedaan. Ook ik hoor daarbij. Hoeveel spijt je soms ook hebt, de tijd is niet terug te draaien. Meestal zijn die gedachten, net als je schaduw tijdens het lopen, achter je. Je ziet het niet maar die schaduw zit onlosmakelijk aan minstens een voet verbonden, de voet die de grond raakt. Helemaal ervan loskomen lukt dus nooit. Af en toe springen maakt je wel vrij maar slechts voor de periode die je kunt zweven. Af en toe, als iemand een licht over dat verleden laat schijnen ontstaat die schaduw duidelijker en duidelijker. Terwijl je doorwandeld in het leven voel je dan opeens de hete adem van die schaduw in je nek hijgen.
Excuses en vergeving vragen kunnen in elk geval het licht doen doven dat de schaduw weer zichtbaar maakt. Zoals ik ervaren heb met mijn blogs en boek reageren mensen zoals ik ook naar hun communiceer. Openheid en kwetsbaarheid is wat ik geef en wat ik vaak ook terug krijg.
Om met Stef Bos te spreken in zijn liedje ‘Dingen gedaan’:
En ik weet nu: wat je geeft, is dat wat je krijgt
Het heeft weinig zin de tijd terug te draaien
al het is goed om te zien waar het fout is gegaan, om verder te gaan.
Qui habet aures audiendi audiat