Fall apart
Fall apart
Well I fall asleep tonight
Don’t wanna lose the fight
And I wanna get it right
This time it’s not for you
Well I fall asleep tonight
Don’t wanna lose the fight
And I wanna get it right
This time it’s just for me
Every time I hurt myself for you
It’s always hit and miss to feel the mood But the more I do for you
The less I can do for myself
1208 “Fall Apart”
Sja, en daar lig ik dan … 23:07 uur, hotelkamer in Nijmegen. De mooiste en liefste vrouw van de wereld naast me. Slapend. Ik zie nog net haar rechterschouder en een stukje rug. Ze heeft zich zojuist omgedraaid en is gelijk in slaap gevallen. Ik voel me verdrietig. Mijn verstand weet dat ze moe is. Extreem moe de laatste tijd. En toch, mijn hart verlangt ernaar om haar te troosten. We proberen een paar dagen te ontspannen in een wellnesscentrum. De behoefte aan liefde en troost is op dit moment groot bij mij. Bij haar minder. Ik weet dat ik daar zelf ook schuld heb. Op een of andere manier kwam tijdens het kletsen in het zoutbad het verleden ter sprake, en ik zeurde door. Al drijvend in water als de Dode Zee. Het bepaalde korte tijd de sfeer. Het zout deed oude wondjes gevoelig worden, het zuiverde niet echt. Daarna was er niks meer aan de hand. Dacht ik, en dat zei zij ook.
Met een leesbril op en de telefoon in mijn handen ga ik in bed maar wat schrijven. Teleurgesteld in, en boos op mezelf dat ik een rot gevoel heb, dat ze slaapt terwijl ze langzamerhand steeds vaker kopje onder gaat. Om mij te sparen wil ze niet toegeven, maar het moment breekt aan. Na een gesprek in Zwolle over haar werk kwam ze twee dagen geleden gedesillusioneerd thuis. Na een mooi financieel resultaat waar vreselijk hard voor gewerkt is, hebben ze haar het gevoel gegeven dat ze niks goed doet. Zonder dat ze zelf deze conclusie trok, zag ik dat ze niet eerlijk behandeld is. En bij onrecht wordt ze een tijger. Dat hebben haar gesprekspartners vast gemerkt. Een dag voor we drie dagen weg zouden gaan, om te ontspannen. Haar gesprekspartners zijn hier niet van op de hoogte, maar inwendig bedank ik ze hartgrondig voor het vooraf verpesten van de lol. Onmacht. Het is de druppel. Ze blijft sterk om ons uitje niet te verpesten. Het is tenslotte mijn verjaardagscadeau, mijn feestje.
Deze dagen blijkt hoe moe ze is. Zo moe dat uitslapen niet eens lukt. En in die redelijk ontspannen sfeer komt het energietekort pas echt boven water. Het doet ons goed om eens te doen waar we zin in hebben, zonder echt op het geld te letten. Soms onverstandig, maar zo leuk. We hebben domme lol in de lavendel whirlpool. En in die vermoeiende maar altijd open gesprekken die we gewend zijn te voeren zoeken we naar oplossingen. We komen tot de conclusie dat we die zelf niet zien, maar dat we met behulp van anderen op zoek moeten.
De opmerking ‘Parkinson heb je samen’ speelt door mijn hoofd. Veel van mijn eerste klachten weet zij ook te benoemen als klachten van haar zelf. Gelukkig kan zij de oefening met duim en wijsvinger, die bij mij de eerste vermoedelijke diagnose bepaalde, wel soepel uitvoeren.
De man die mij die middag gemasseerd heeft, komt terug in mijn gedachten. Die dag heeft hij me meer aangeraakt dan mijn vrouw. Maar goed, het is zijn werk en we hebben goed betaald.
In de wachtruimte voor de behandelingen zitten we op een krukje wat rond te kijken. Naast ons een groep dames van zekere leeftijd. Een gesprek voerend zonder gêne. Dat iedereen mee kan luisteren, deert hen niet. Daardoor hoor ik maar net onze achternaam, die vragend wordt opgenoemd. Een vrouw van ongeveer de leeftijd van mijn vriendinnetje, kijkt ons aan als we opstaan. We lopen in haar richting en ik steek mijn hand uit. Ik krijg voor iemand die masseert, een slap handje. Dan zie ik ook de man die naast haar staat. Ik geef hem ook een hand. Daarbij merk ik dat hij zijn hand wel uitsteekt, maar niet gericht in de mijne legt. Ik kijk hem aan en krijg geen echt oogcontact. Na het voorstellen volgen we hen. Dat is het moment dat me opvalt dat de man met een stok loopt. Niet omdat hij slecht loopt, maar om obstakels te ontwijken. Hij is zo goed als blind. Daar in zijn vertrouwde omgeving weet hij zijn weg feilloos te vinden. Daarom valt het ook niet op. Behalve als je hem in zijn ogen kijkt.
Aan het eind van de massage lig ik nog even op mijn rug na te genieten. Een massage helpt je even van de stress af maar het is te duur om dit dagelijks enkele keren te doen. De man is begonnen met opruimen terwijl de laatste minuten voor mijn vrouw, die naast me ligt, ingaan. Nu zie ik wat ik het afgelopen uur al steeds gemerkt heb. Alles op gevoel. Steeds die controlerende handen of ik en de handdoek wel goed liggen. Steeds die handen over mijn lichaam om mijn positie te bepalen. Bij het opruimen gebruikt hij zijn handen als ogen. En hij is duidelijk op zijn plaats. Na afloop probeer ik nog even een gesprek aan te knopen. Benieuwd als ik ben naar zijn gevoel bij mijn lichaam. Op zijn vraag vooraf of er iets bijzonders is dat hij moet weten, heb ik ontkennend geantwoord. Heeft hij verschil tussen links en rechts gemerkt? Ik namelijk wel. Maar voor een dergelijke vraag heb ik niet de vrijmoedigheid. Ik ben zijn laatste klant en voor hem is het werk.
Even later als wij wat meloen en water nemen, zie ik hem voorbij gaan. Een linnen tasje over de schouder en zijn blindengeleidestok in zijn hand. Op weg naar huis. Na de massage hebben we het nog even over de afstand naar ons huis en kwam zijn zoon ter sprake. Een gezin en werk blijkbaar. Een normaal leven. Ik ken hem verder niet, maar trek wel een conclusie. Bijna of helemaal blind. Niet zielig. Wel een stok.
Thuisgekomen komt het nog enkele keren ter sprake. De trein rijdt nog maar nadert het stootblok aan het eind van het spoor. Het probleem is dat ondanks het afremmen niet alle snelheid er uit is. Dat weekend worden we door het stootblok gestopt. Het breekt niet af. Het afremmen heeft in elk geval zin gehad. Die maandagmorgen bel ik de huisarts en kunnen we binnen twee uur terecht. De huisarts, een man, en ik zijn het snel eens. Alle klachten wijzen op ‘overspannen’. Zelfs de doorverwijzing is al bijna klaar. Toch vindt hij dat mijn vrouw er ook wel iets van mag vinden. Enkele dagen bedenktijd later heeft ze het traject gevonden waar ze zelfs zin in heeft. Een combinatie van lichamelijke behandeling, onder andere sporten en fysiotherapie, en gesprekken met een psycholoog. Daarnaast ter ondersteuning van de dagelijkse werkzaamheden in haar bedrijf een vorm van coaching gericht op verstandig en effectief werken en vooral je vrij voelen als je vrij bent.
De stok waarop ik zo zwaar leun, buigt teveel door de laatste tijd. Ik voel het ook wel. Breken mag absoluut niet! Wil ik niet! Daarvoor heb ik haar te lief. Ik zal haar meer als een blindengeleidestok moeten zien, niet leunen maar samen met haar de obstakels ontwijken en de richting bepalen. Niet langer zo zwaar leunen. Ik zal wat meer mijn eigen emotionele broek op moeten houden, en dat valt me zwaar. Tegelijk besef ik daardoor hoe ik haar belast. Uiteindelijk teveel.
Maar ze heeft zin in de aangeboden hulp en daarmee is gelijk duidelijk dat we het niet erger moeten maken dan het is. Logische gevolgen na wat we meegemaakt hebben en meemaken. Het wordt tijd dat zij ook huilt. Niet alleen samen met mij en om mij. Nee, om haar zelf.
Uiteraard wil ze wel haar verjaardag vieren, drie avonden achter elkaar. Met mijn jongste dochters pak ik de avond voor haar verjaardag de laatste cadeautjes in. De jongste vindt dat de leeftijd van haar moeder niet erg jong meer is. Als ik haar er even aan herinner dat ik intussen net de vijftig ben gepasseerd, reageert ze met de opmerking: “Dat is pas echt oud …” Ik bedank haar enigszins cynisch voor het compliment. Ze beseft zich opeens dat het niet erg aardig is om dat te zeggen en weet me op haar manier een reuze compliment te geven.
“Maar … je gezicht ziet er nog maar uit alsof je veertig jaar bent.” Ik weet van me zelf dat ik realistisch in dit leven sta maar soms moet je kinderen geen ongelijk geven.
Daar wordt niemand beter van, ik zeker niet.