I just had to hear your voice
I just had to hear your voice
I had to know that you’re okay I couldn’t get to sleep this way And I had to hear you say hello
Had to hear you, because I love you so
I just had to hear your voice Goodnight
(Oleta Adams, I Just Had To Hear Your Voice)
“Hello, I need your help!”
Een beetje verbaasd dat er überhaupt een deurbel aan een vakantiehuisje zit open ik de deur. Een vrouw, gekleed voor een strandwandeling in mei, staat voor de deur. Achter haar hoor ik op de achtergrond de golven stuk slaan op het strand. Binnen in het huisje hoor ik mijn vrouw en vier van mijn kinderen zachtjes dooreten. Uiteraard willen ze horen wat er wordt gezegd. Naast de vrouw staan twee jongetjes. Ik vraag haar waarmee ik kan helpen. In gebroken Engels geeft ze aan dat de jongetjes verdwaald zijn en dat ze aan onze auto ziet dat wij ook uit Nederland komen. Ze vraagt of wij iets kunnen betekenen aangezien de twee uit hetzelfde land als wij komen. Ik stel haar gerust, geef aan dat wij het wel zullen oplossen en help haar van haar probleem af. Ik breng ze zo wel even terug meld ik haar in het Engels. Even …
Ik vraag de twee jongens eerst maar even binnen. “Ga maar even op de bank zitten dan eet ik mijn bord even leeg”, zeg ik tegen ze. Ze kijken alsof ze daar de tijd niet voor hebben. Elf jaar en verdwaald in Denemarken vinden ze spannender dan ik op dat moment inschat. Al etend proberen we de eerste informatie uit ze los te peuteren. Waar wandelden jullie? Waar aan het strand? Had je op de heenweg of de terugweg de wind in de rug? Kom je van de kant van het dorp of van de kant van de vuurtoren? De antwoorden worden redelijk overtuigend gegeven dus ik stel het gebruik van de felle lamp als verhoor methode nog even uit.
De conclusie is dat ik met de auto een klein stukje richting de vuurtoren moet, een recht gravelpad in moet rijden waar geen bomen in de buurt staan en dat de naam van dat pad begint met een N. Voldoende informatie om mijn mond af te vegen en de jongens mee te nemen richting hun ouders. Ze zijn inmiddels al ruim anderhalf uur van hun vader en moeder gescheiden. Het aangeboden eten en snoep hebben ze allemaal gedecideerd afgewezen. De maag is teveel gevuld met spanning. Het pruillipje van een van de twee geeft aan dat het avontuur allang niet meer leuk is. In de auto probeer ik ze gerust te stellen door vragen te blijven stellen. Op die manier kom ik er ook achter dat het logisch is dat ze absoluut niet op elkaar lijken. Het zijn stiefbroertjes. Een samengesteld gezin. Op dit moment in elk geval Brothers in arms.
We rijden zoals afgesproken in de richting waar ik de jongens verwacht af te kunnen leveren. Vol goede moed zoeken ze naar herkenningspunten, zien die regelmatig maar kijken telkens meer teleurgesteld als dat even later niet blijkt te kloppen. Na vijf kilometer besluiten we samen om de route terug te rijden. Steeds is er die hoopvolle blik als ze denken iets herkenbaars te zien. Steeds groter is de teleurstelling als het weer wat anders is. Op den duur zien ze geen feiten meer, maar is het vooral hoop. Hoop op de weg terug naar papa en mama. We rijden ons beginpunt voorbij en nemen toch maar de route naar het dorp. Zachtjes snikkend mompelt de jongen die bij mij voorin zit: “En als we ze nou niet vinden?” Mijn humor, soms op de verkeerde momenten, helpt niet echt. Mijn reactie met een duidelijke glimlach is: “Dan blijf je voorlopig maar bij ons, geen probleem, maar ik weet niet voor hoe lang. Daarvoor ken ik jullie nog niet goed genoeg”.
Verbaasd en een traan wegvegend kijken ze ingespannen naar buiten zonder op mijn opmerking te reageren. In het dorp doen we nog een poging bij het kantoor waar ze de sleutel van hun vakantiehuisje hebben opgehaald. Met hun achternaam zou ik toch een adres moeten kunnen krijgen. Als er iemand aanwezig zou zijn.
Voor de jongens wordt het steeds vervelender. Ze weten het aardig binnen te houden maar de wanhoop groeit met de minuut. “We vinden ze vandaag nog, echt!”, probeer ik ze gerust te stellen. “We rijden terug naar ons huisje met 4 slaapkamers, 2 badkamers, een sauna en een inpandig zwembad”, zeg ik om de aandacht af te leiden. Dat wij niet bijzonder luxe zitten in hun beleving maakt het antwoord wel duidelijk: “Wij hebben ook een zwembad in het huisje”. “Maar belangrijker is dat we daar internet hebben, laptops en telefoons. En dan hebben we zo een nummer van je vader of moeder”. Gerust gesteld zijn ze allerminst.
“Heb je ze weer meegenomen?”, zegt mijn vrouw met vragende ogen. Een antwoord hoef ik niet te geven. De rest van het gezin ziet ons, liggend in het zwembad, weer binnenkomen. Verbaasde gezichten. Het is intussen half zeven en de kinderen zijn nu tweeënhalf uur weg. Als vader voel ik de bezorgdheid van de ouders groeien. We proberen de jongens zoveel mogelijk uit te horen om gegevens te krijgen waarmee we op internet een telefoonnummer kunnen achterhalen. Het liefst van een van de ouders en anders van de buren, familie of klasgenootjes. Het zal de spanning zijn dat ze ons geen echte concrete informatie kunnen geven. Intussen loopt de tijd door. Om het zoeken op internet wat te versnellen bel ik mijn beste vriend, leg de situatie uit en vraag hem om de laptop aan te zwengelen. Ik voorzie hem van een aantal gegevens en vraag hem om mee te zoeken op het internet. Intussen komt er wat informatie los en proberen we de buren in Nederland te bellen en sturen we een noodoproep via Facebook naar een leerkracht van een van de jongens. Niemand reageert.
Terwijl ik met mijn vriend aan het bellen ben, nuttige en onzinnige informatie uitwissel, zie ik vanuit mijn ooghoek een auto net iets te snel richting de duinen rijden. Waarom weet ik niet, maar ik vraag de jongens wat voor kleur auto ze hebben. “Een grijze Opel”. Dat de auto grijs is, heb ik gezien. Of het een Opel is, kan ik niet bevestigen. Daar is de afstand te groot voor. Trouwens, ook vanaf tien meter kan ik de meeste auto’s geen naam geven. “En hebben jullie een dakkoffer?” is mijn vervolgvraag. Het antwoord is bevestigend en er begint hoop in de betraande ogen te verschijnen.
Even later zie ik drie mensen de duinen oprennen en alle kanten opkijken. Vanaf 500 meter is te zien dat een persoon een felrode jas aanheeft. Als ik dat vertel is het antwoord: “Mijn moeder heeft een rode jas!” Ik besluit om mijn mountainbike te pakken, met een sprintje de duinen in te gaan en te vragen of ze wat kwijt zijn. Vanaf 100 meter roep ik de persoon in de rode jas aan, die direct mijn kant op komt rennen. Hijgend van de korte maar explosieve krachtinspanning weet ik er hortend en stotend uit te brengen: “Jij bent vast op zoek naar twee jongens.” Met haar hoopvolle ogen geeft ze aan dat dat klopt. “Oké, maak je verder geen zorgen, ze zitten 500 meter verderop in ons huisje. We hebben al van alles geprobeerd om jullie te bereiken”, is mijn reactie. Opgelucht probeert ze tegelijk naar de andere personen te roepen dat ze gevonden zijn en mij te bedanken. Al huilend komt het broertje er aan rennen en valt bij zijn moeder in de armen. Vanaf de andere kant komt de vader aanrennen. Niet lettend op kuilen en bulten. Even ben ik bang dat hij zijn enkel zal breken. De wanhoop en angst bij de familie is groot.
Vanaf ons huisje zie ik mijn vrouw aankomen met de twee jongens. Ze kon ze niet langer tegenhouden, maar heeft ze gevraagd bij haar te blijven totdat het zeker is dat het hun familie is.
De minuten daarna missen we alleen de herhaling in slow motion. De drie jongens rennen vanaf het moment dat ze de ander herkennen op elkaar af. Huilend vallen ze elkaar in de armen. Alle opgekropte emotie komt in een keer vrij. Ook de beide ouders sluiten zich opgelucht aan bij het kringetje van jongens. De moeder zegt nog tegen de jongens “Zie je wel, er zijn altijd mensen die je helpen.”
Ik reageer niet maar denk dat die opmerking wel iets te zwart wit is. Wij hadden al even onze gedachten laten gaan over de kans dat de jongens niet bij ons maar bij een of andere engerd terecht waren gekomen. Maar meestal gaat het goed. Ook ik ben zo naïef dat ik bijna iedereen vertrouw. Misschien niet slim maar ik vind het makkelijker om mee te leven dan met het uitgangspunt dat bijna niemand te vertrouwen is. Dan af en toe maar de deksel op de neus.
De ouders bedanken ons en ook de jongens mompelen een bedankje en een verontschuldiging. Daarna vertrekken ze snel naar hun bungalow waar de Deense politie al staat te wachten. We zien ze in de dagen daarna niet weer.
Het is net het echte leven. Problemen overkomen me soms omdat ik de verkeerde duinovergang neem. En soms lijken de goede en verkeerde route verrekte veel op elkaar. Soms is er ook geen keus en moet ik over een andere overgang dan ik had gedacht. Zoekend naar de goede route is er af en toe een hoopvolle blik als ik denk iets herkenbaars te zien waardoor ik er op reken dat ik op de goede weg zit. Steeds groter is dan de teleurstelling als het weer niet blijkt te kloppen. Soms zie ik dan geen feiten meer maar is het vooral hoop. Daarna kan de wanhoop langzamerhand oplopen. Van hoop naar wanhoop om dan bij de feiten bepaald te worden, en daarna weer van vooraf aan. Zo ervaar ik dat ook regelmatig, al heb ik zelf niet voor deze overgang gekozen. Om dan even bij de feiten te worden bepaald is fijn.
Zo weten we dat ook onze ouders zich zorgen maken en elk op zijn of haar manier hun emoties tonen en ons steunen. Zoals mijn schoonvader die nooit iets met computers doet of heeft gedaan, waarschijnlijk niet eens wist wat een gastenboek was en opeens in het Gronings dialect schrijft: ‘Trots op mien schoonzeun en gezin.’ Ik bedank hem vlak daarna en mijn schoonmoeder bevestigt direct en trots dat hij het echt zelf heeft gedaan. Of mijn moeder die na het lezen van een blog belt ‘omdat ik je stem even wil horen’. En mijn schoonmoeder die me mailt met de liefdevolle boodschap dat ze zich geen betere schoonzoon konden wensen en schrijft hoe trots ze zijn en hoeveel ze van ons houden. Natuurlijk houden ze van ons maar zouden ze dit ook hardop hebben gezegd als ik gezond was gebleven?
Waar je ook de duinen overgaat, vrijwillig of gedwongen, overal vind je minder mooie momenten op de route. Maar als je ze wilt zien zijn er altijd fijne momenten en mooie mensen die willen helpen. Het gaat soms alleen anders dan je zelf had verwacht. Als je daardoor dan verdwaalt vraag om hulp.
Uiteindelijk word je wel thuis gebracht.