Lente ijs

Lente ijs

 

Ik huiver, een rilling trekt over mijn hele lichaam. Het is februari en winterkoud. Het is niet alleen de kou die me het kippenvel bezorgd. Vannacht heeft het weer stevig gevroren, de hele winter kwakkelt het al wat. Echt doorzetten wil het dit jaar niet, af en toe eens een beetje nachtvorst en wat natte sneeuw.
Dat is alles tot nu toe.
Ook vanmorgen is de wereld bedekt met een wit laagje stof en hangen er een glasachtig druppels in de bomen. Ondanks de matige winter heb ik het al koud genoeg gehad, vooral ’s morgens op de fiets. Meestal om een uur of zeven met handschoenen en sjaal en uiteraard een dikke winterjas aan. Het vervelende is dat je dan beschermd bent tegen de kou maar tijdens het fietsen het zweet op de rug hebt staan.
Toch ben ik elke morgen op tijd.

We zijn al twee uur bezig geweest en ondanks onze leeftijd kunnen we het niet laten. We hebben even tijd over, trekken onze jassen aan en gaan naar buiten. Er is een klein slootje in de buurt waar net voldoende ijs op ligt. De sloot is ongeveer een meter diep als je er in zou kunnen staan .IJs door de vorst van de afgelopen nachten voorkomt dat we de diepte kunnen controleren. De breedte van de sloot is zo groot dat niemand er zo overheen zou kunnen springen, twee stappen op het ijs zijn minimaal nodig wil je naar de overkant.
En dan begint het grote uitdagen, wie heeft het meeste lef en wie uiteindelijk het meeste verstand. Wie wil zich tegen zijn gevoel in toch bewijzen tegenover de groep vrienden?
Het feit dat er wat vrouwelijk schoon toekijkt laat de hormonen het verstand soms doen oplossen als een ijsklontje in heet water. Ik ben niet zo’n branieschopper die direct als eerste wil maar ook niet zo verlegen om te wachten tot de laatste is geweest. Ik kijk welke risico’s ik loop en bepaal dan redelijk snel wat mijn kansen zijn om zonder kleerscheuren dit te overleven.
Tegen de tijd dat ik een aanloop neem om zo snel mogelijk over het ijs naar de overkant te komen zijn de eerste barsten al zichtbaar. De opmerking dat krakend ijs niet onveilig is geeft me niet veel meer vertrouwen. Zelf maak ik ook allerlei, vaak niet de meest intelligente, opmerkingen om de anderen te doordringen van het feit dat je er niet zomaar doorzakt.
Wel breng ik het erg overtuigend, dat heb ik in mijn leven alleen maar beter ontwikkeld. Soms ben ik zo overtuigend dat men het eigenwijs noemt, mijn reactie daarop is meestal dat het niet eigenwijs is maar dat ik gewoon meestal gelijk heb. Dat vinden ze dan weer arrogant. Zo vinden mensen altijd wat van je, en als je er niet bij bent meestal nog iets meer dan in je nabijheid.
De eerste voet die het te dunne ijs raakt maakt alsof ik vleugels krijg. De ijsvloer zakt onder mij door en ik zie aan de randen van het ijs, direct aan de walkant, het water omhoog komen. Door mijn gewicht dat het ijs laat doorzakken kan het vloeibare water nergens anders heen. Elke keer als er weer iemand is geweest blijft er meer water op op het ijs staan wat de overtocht nog hachelijker maakt. Een luid gejuich stijgt op als de eerste scheuren zo ver zijn uitgebreid dat de ijsvloer breekt in een aantal schotsen. Het maakt de onbezonnen acties nog riskanter.
Bij mijn beurt is het vrijwel onmogelijk om te voorkomen dat je er natte voeten aan overhoudt.
Nog een keer, neem ik mezelf voor. Met een forse aanloop stap ik op de grootste ijsschots die ik vooraf heb uitgekozen. Op het moment dat ik er op sta en me weer afzet voel ik me iets wegzakken en daardoor lukt het me niet om met voldoende kracht op de tweede, geplande schots te landen.
In een splitsecond kies ik een andere stuk ijs uit dat wat dichter bij drijft. Dat gaat nog goed maar de afstand naar de overkant is net te groot. Met mijn linkervoet zak ik aan de rand van de sloot door het ijs. Nat tot halverwege mijn kuiten.
Achter mij hoor ik een het gekraak van ijs en het schuiven van schotsen als een van mijn klasgenoten niet verder dan de helft van de sloot komt. Het is inderdaad een meter diep.
Ik hoor een bel en besef me dat het uur om is en dat ik de rest van de dag met minstens een natte voet zal rondlopen. Eerst maar zoveel mogelijk water uit de schoen en de sok wringen. Verder zien we dan wel, even rustig aan en zorgen dat de spullen weer droog worden dan kan ik wel weer verder. Mijn klasgenoot heeft geen keus en is langer afwezig omdat hij naar huis moet om zich om te kleden.

Aan deze gebeurtenissen uit mijn middelbare schooltijd aan het Vondelpad in Groningen moest ik denken toen ik me enkele weken geleden ziek moest melden. Mijn dosis Levodopa moest omhoog omdat ik niet langer kon functioneren zoals ik wil. De vrijdag voor mijn verjaardag, op zondag, neem ik de eerste extra pil. Het hele weekend loop ik als gevolg van de verhoogde dosis met een vervelende tic in het gezicht. Het is dat mijn dochter ook haar elfde verjaardag viert op mijn geboortedag, anders zou ik alles af hebben gezegd. Ondanks de bijwerkingen waarvan ik hoop dat die langzamerhand zullen wegtrekken na het weekend weten we er toch feestelijk dagen van te maken.

Zondagnacht is weer zo een zonder slaap. Wandelen in het donker is me door zoveel mensen afgeraden dat ik gewoon de houtkachel weer aan steek. Mijn vrouw is daar overigens wat nuchterder in. ‘Zolang je de deur maar op slot draait als je weggaat!” was haar reactie.

Uren zit ik te staren in de steeds veranderende vlammen. De beroepsdeformatie laat me pyrolyse, de verschillende kleuren van de vlammen en de rook en het ontbranden van de rookgassen zien. Ik open nog net niet de kachel volgens de deurprocedure om de eerste straal in te zetten zodat ik de rookgassen kan koelen.
Wel of niet, toegeven of doorzetten, verstandig of dom, kletspoot of wachten tot ik er in het midden doorzak. Tegen half vijf in de ochtend heb ik mijn besluit genomen. Ik blijf voorlopig thuis, ik trek het niet meer op het werk en kan me nu terugtrekken met een natte schoen en sok. De druk wordt me te groot en dan moet je niet meer op het ijs komen. Maandagochtend meld ik me tegen de tijd dat ik weer wakker ben voor de komende week ziek. En die zondag daarna op advies van mijn vrouw en vrienden nog een week.

Dan zijn er veertien dagen om en is er weer een slapeloze nacht voor de werkweek begint.
Ik kan kiezen, of ik probeer nog een keer aan de andere wal te komen of ik blijf aan deze kant staan. Ik loop al een poosje op schotsen en heb al hulp gevraagd. Mijn concentratie is onvoldoende voor mijn werk. Ook al is het lente, als ik doorga zak ik volledig door het ijs en ben ik nog veel langer afwezig.

De confrontatie is overweldigend maar ik meld me voor langere tijd ziek. Direct vraag ik mijn teamleidster om een bezoek bij de Arbo arts te regelen.

Nadat ik mijn verhaal heb verteld is de vraag van de arts: “Wat zou je nu willen?” Mijn antwoord bestaat uit twee delen maak ik hem vooraf duidelijk. “Het eerste deel van mijn antwoord is wat ik nu voel en daarna zal ik antwoorden met mijn verstand”.
Tranen prikken me achter de ogen als ik duidelijk wil maken wat ik het liefste zou willen.
Ik wil niet in huilen uitbarsten maar het lukt me ook niet meer om te zeggen wat ik wil.
Troostend voel ik de hand op mijn knie zoals zo vaak bij doctoren als het lastig wordt.
Mijn vriendinnetje zit naast me!
Als ik de moed vind om uit te spreken waarvan ik nooit had gedacht dat dit nu al zou komen lopen de tranen me toch over de wangen. “Voor mijn gevoel heb ik het liefst dat ik wordt afgekeurd en niet meer aan het werk hoef…”
“Mijn verstand zegt dat het over een maand wel weer anders kan voelen” vul ik het daarna vlug aan. De arts wacht geduldig tot ik mezelf weer onder controle heb en vraagt dan wat me zo aan het antwoord emotioneert. “Een jaar geleden had ik nooit gedacht dat ik dit nu al zou zeggen, de confrontatie met de progressie van Parkinson maakt me aan het huilen…”.
Het gesprek eindigt met vier weken thuis en dan opnieuw een afspraak voor het bepalen van de situatie op dat moment.

Een week later lees ik ‘s nachts rond een uur of vier datgene wat ik in het gesprek al gehoord had maar nu pas doordringt:

Prognose: ik verwacht blijvende beperkingen voor het eigen werk
In de probleemanalyse lees ik: 3 keer blijvende beperking en een keer niet weer volledig in eigen functie.

We zullen wel zien waar het schip strand.
Eerst dit maar even een plaats geven…


We must learn to rise above the past
Before we can at last
Begin again


… en dan opnieuw beginnen.
Voorlopig heb ik tijd om even wat grotere klussen in en om het huis aan te pakken. En zolang ga ik zeker niet nadenken over andere functies, intern of extern, terugverdiencapaciteit en meer van die zaken waar ik me goed voor kan afsluiten. Bovendien heb ik een werkgever waar ik vertrouwen in heb en een teamleidster die haar uiterste best doet om mij zolang mogelijk bij het team aan het werk te houden.

Dat zijn de mooie momenten als je merkt dat er van die mensen zijn die een hand uitsteken om je af en toe even weer de wal op te trekken als het ijs toch niet sterk genoeg is.

 

Lente ijs
Schuiven naar boven