Sun is shining
“Ga toch naar huis, het is zo dichtbij” zegt ze tegen haar man. “Ach, het duurt maar even. Dáár gaat het niet om” antwoord hij. De vrouw van tegen de 65 jaar probeert zachtjes pratend hem te overtuigen maar ik kan wel zien dat dat geen zin heeft. Hij heeft zijn besluit genomen en gaat daar niet van afwijken ook al zit hij met dat humeur zijn vrouw in de weg.
Geïrriteerd kijkt hij haar aan. Ik schat hem ruim 65 jaar. De man is gekleed in wit overhemd met daaroverheen een blauw vest waarvan de rits tot de helft geopend is. Alles boven een lichtbruine corduroy broek. Op het enigszins zure gezicht staan een keurig verzorgde witte baard en snor. Op zijn borst hangt een leesbril die met een touwtje om zijn nek wordt vastgehouden. “Dáár gaat het niet om…” zegt hij nog eens. Waar het wel om gaat is het feit dat zijn vrouw niet op de afgesproken tijd aan de beurt is en hij zich daarom verplicht voelt te blijven wachten.
De vrouw blijft zachtjes op hem inpraten hoewel ze hem waarschijnlijk al jaren kent en weet dat dit geen zin heeft. Gekleed in een grijze trui kenmerkt ze haar persoonlijkheid. Naast haar stoel staat een kruk waarmee ze haar been ontlast door er op te leunen tijdens het lopen. Gips om haar linkerenkel. Ze heeft een bril en kijkt haar man met een smekende blik aan die tegelijkertijd ook het besef van zijn stijfkoppigheid uitstraalt. Na enkele minuten stokt het gesprek, zij heeft het opgegeven en hij blijft. Op het moment dat hij mij ziet kijken weet hij een kleine glimlach te forceren.
Routenummer 1.4 is weer eens wat anders dan de gele route nummer 6. En na route 1.4 mag ik gelijk route 0.7 volgen Het heeft me in de wachtkamer gebracht van de afdeling Radiologie in het ziekenhuis in Groningen. Daarna mag ik naar de neurochirurg. Geen Parkinson vandaag maar een vervelende hernia die maar niet over wil gaan. Deze keer waren we ruim op tijd vertrokken. Gelukkig. Want na tien minuten onderweg te zijn besef ik me dat ik de medicijnen vergeten ben. Weer…
Een jaar geleden zou ik het een paar uur hebben uitgesteld. Tegenwoordig ga ik er voor terug.
Ik kan niet meer zonder, zeker geen uren meer. Voor mij is dat het bewijs dat de ziekte inderdaad progressief is. Niet dat ik daar ooit aan twijfelde maar de bevestiging op zich is een confrontatie. We hebben echter de tijd om terug te gaan en met wat meer snelheid dan toegestaan gaan we nogmaals richting de stad.
Bij de receptie laat ik eerst een pasje maken. Als ik voor de balie sta word ik door drie ogen aangekeken. Twee zie ik direct als ik de medewerker van het ziekenhuis aankijk en mijn gegevens doorgeef. Als ze de juiste personalia in haar computer heeft ingevoerd om het bewijs van toegang te kunnen maken vraagt ze me om iets naar beneden te kijken. Op de balie staat een bolletje op een stokje. Een camera op één poot. Als ik er naar kijk zoekt hij oogcontact. Hij draait omhoog en daarna weer iets naar beneden. “Zo, dat is weer klaar” zegt de receptioniste en geeft me even later een pasje waarop een overbelichte foto van mijn gezicht staat.
De zin hiervan ontgaat me want met een foto waar je zelfs mijn buurman in zou kunnen herkennen is het nutteloos. Dat was dan de eerste onverwachte foto van vandaag.
We zitten intussen al even te wachten in de wachtkamer. Deze keer niet met mijn vrouw maar met een vriend. Toen ze aangaf deze keer eens over te slaan bood hij zich direct aan. Fijn is dat. Alleen is tenslotte maar alleen. Het gesprek van de man en vrouw tegenover me dat ik in de bijna stille wachtkamer kan horen boeit me. Intussen kijk ik rond in de, voor een ziekenhuis, mooie ruimte. Ongeveer 40 gekleurde houten stoelen staan in setjes van vijf over de ruimte verdeeld op een okergele vloer. Ik kijk aan tegen een witte wand waarop vlinders ronddartelen. Links van mij is de muur blauw en daartegenover hebben ze een roze wand gemaakt. Tussen de binnenkomende en vertrekkende mensen is ook een ongeveer 70 jarige man van hooguit 1 meter 65. Hij is duidelijk gewend geweest om zijn lengte te compenseren met zijn stem. Na de begroeting met “Goeiemorgen!” zoals de meesten zachtjes doen, maakt hij tegen de man die met hem mee is de opmerking dat het aardig stil is. “Het zal wel komen door al die speeltjes van tegenwoordig” ondertussen een knikje met het hoofd richting mijn telefoon makend waarop ik wat aantekeningen maak en een paar Whats app berichten verstuur. “Volgens mij praat u veel en graag” zeg ik terwijl ik mijn telefoon even weg leg. Zijn begeleider kijkt me met een glimlach aan en zegt “klopt, er komt soms geen einde aan”. Ondertussen open ik mijn telefoon weer en wissel nog even wat woorden met de oudere man. Daarna gaat zijn gesprek verder met degene die hem bracht. Uit het gesprek maak ik op dat ze in hetzelfde gebouw wonen en dat de jongere man een buurman is. Noaberschap noemen we dat in het noorden. Het bestaat nog.
“ Meneer Wubbels” een jongeman staat op en gaat richting de verpleegkundige. Daarna worden met steeds enkele minuten ertussen meneer Kalk, mevrouw Dijkstra en mevrouw Boon opgeroepen. “Meneer Kwant?” Ik sta op en loop richting de gang waar ik wordt verwacht. Intussen moet het meezitten wil ik nog op tijd zijn bij de neurochirurg. Als ik op sokken en verder alleen een boxershort de kleedruimte uitkom zie ik tot mijn verbazing alleen een behandeltafel en een röntgenapparaat. Geen MRI dus.
Drie minuten later sta ik weer in de wachtkamer.
De tweede onverwachte foto vandaag.
Met een “Tot ziens” begeef ik me via route 0.7 naar de chirurg. De vriend die mee is dacht wel even tijd te hebben om ergens koffie te scoren. Met een appje stel ik hem op de hoogte en even later melden we ons precies op tijd bij de chirurg.
Het verhaal van de neurochirurg is duidelijk. Opereren, zes tot acht weken op de wachtlijst. “En u hebt Parkinson zie ik…” Gelukkig ziet hij het omschreven in mijn dossier en niet direct aan mijn uiterlijk of gedrag. In een ontspannen gesprek waarin veel gelachen wordt komt ook mijn neuroloog even ter sprake. “Bij hem ben je op de goede plek! Parkinson is zijn hobby!”. Dat kan ook nog, Parkinson als hobby hebben.
Mijn hobby is het in elk geval niet.
Twee weken later blijkt dat er een derde onverwachte foto is gemaakt. Op de terugweg toen we geen haast meer hadden. Het CJIB stelt ons per post hiervan op de hoogte.
Zonder dat ik er om gevraagd heb. Ik overweeg inmiddels om mijn lidmaatschap daar maar op te zeggen.
Enkele dagen geleden las ik het blog van Edwin van Dijk. Degene die me ruim een jaar geleden na wat mail contact het laatste zetje gaf om te gaan publiceren op internet. Hoewel zijn ziekte anders is zijn een aantal woorden heel herkenbaar.
Eigenwijs – aanvaarding – ‘hier’ – niet te ver vooruitkijken – genieten van wat het leven te bieden heeft!
Ook als je omstandigheden in minder positieve zin veranderen kun je nog altijd de zon zien.